Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8861, 13/00849
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8861, 13/00849
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 november 2014
- Datum publicatie
- 21 november 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:8928
- Zaaknummer
- 13/00849
Inhoudsindicatie
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt. Ter zitting heeft belanghebbendes gemachtigde erkend dat het in de uitspraak op bezwaar vermelde bedrag van € 4.306 geen betrekking heeft op het onderhavige tijdvak en dat het door hem in de stukken vermelde bedrag van € 1.850 te maken heeft met verrekeningen in de invordering, en evenmin betrekking heeft op dit tijdvak. Thans is daarom uitsluitend nog in geschil of het bedrag van € 2.169, waarvan de Inspecteur stelt dat het op de bankrekening van belanghebbende is teruggestort, aan belanghebbende is terugbetaald.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 13/00849
uitspraakdatum: 18 november 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 juni 2013, nummer AWB LEE 12/2595, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (LB/PH) opgelegd ten bedrage van € 6.433. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 727. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 1.608.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag, de beschikking inzake de heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (thans: de rechtbank Noord-Nederland; hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 27 juni 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur.
De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende drijft een bouwbedrijf in harde vloerbedekking en harde wandafwerking. Zij oefende haar activiteiten aanvankelijk uit in een eenmanszaak handelend onder de naam [C]. Het loonbelastingnummer van de eenmanszaak luidde: [0000.00.000].L01. De eenmanszaak is op 1 januari 2005 omgezet in een vennootschap onder firma met onder meer belanghebbende als vennoot, genaamd [C] v.o.f. Het loonbelastingnummer van [C] v.o.f. luidt: [0000.00.001].L01.
Belanghebbende heeft over het jaar 2005 op loonbelastingnummer [0000.00.000].L01 een verzamelloonstaat ingediend met een totaal af te dragen bedrag van € 26.484.
De Inspecteur heeft op 29 februari 2008 een boekenonderzoek ingesteld, waarvan een controlerapport is opgesteld. Naar aanleiding van de bevindingen uit het controlerapport heeft de Inspecteur belanghebbende onder nummer [0000.00.000] een naheffingsaanslag in de LB/PVV 2005 met heffingsrente en boete opgelegd, waartegen belanghebbende in bezwaar is gekomen.
De Inspecteur heeft op 20 mei 2009 uitspraak op het bezwaar gedaan. In zijn uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de hoogte van de naheffingsaanslag als volgt gemotiveerd:
"Volgens uw opgave is in 2005 aan loonbelasting betaald € 24.385. Volgens u moet hierop € 1.850 worden gecorrigeerd. Het verschil zou dan € 249,00 bedragen.
U heeft in 2005 betaald |
€ 24.385 |
|
Af: betaling 25/4 (heeft betrekking op naheffing 2004) |
€ 4.306 |
|
betaling 29/8 is teruggestort |
€ 2.169 € 6.475 |
|
€ 6.475 |
||
€ 17.910 |
||
Bij: betaling 3/1/2006 betreft aangifte oktober |
€ 2.141 |
|
Betaald over 2005 |
€ 20.051 |
|
Volgens verzamelloonstaat |
€ 26.484 |
|
€ 6.433 |
Het verschil ad € 6.433 is terecht nageheven.".
Bij brief van 15 januari 2010 heeft de Inspecteur, in vervolg op een gesprek tussen de Inspecteur en belanghebbende, waarin belanghebbende had toegezegd bepaalde stukken toe te zenden, een compromisvoorstel op schrift gesteld en aan belanghebbende gestuurd. Dit voorstel luidt als volgt:
"Vaststellingsovereenkomst
De ondergetekenden,
1. de heer [A], rechtens vertegenwoordiger van [C] Vof ([0000.00.001]) en [X]
([0000.00.000]) (hierna: de belanghebbende);
2 de heer mr. [B], namens de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de inspecteur)
stellen het volgende vast om het tussen hen gerezen geschil op te lossen. Het geschil heeft betrekking op de hoogte van de opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2005, aanslagnummer: [0000.00.000].A.01.5500. Hierbij hebben de ondergetekenden de bedoeling deze overeenkomst op te vatten als een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:900, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek.
De ondergetekenden hebben het volgende afgesproken:
- De boete die is begrepen in de naheffingsaanslag met aanslagnummer [0000.00.000].A.01.5500 zal worden verminderd tot nihil;
- De belanghebbende ziet af van zijn mogelijkheid om in beroep te gaan, dan wel indien hij zijn brief van 2 juni 2009 als beroepschrift aangemerkt wil zien, trekt hij hierbij het beroepschrift in. (…)"
De Inspecteur heeft belanghebbende verzocht indien zij met het voorstel akkoord kan gaan voor 5 februari 2010 twee exemplaren ondertekend te retourneren. De betreffende passage in het begeleidende schrijven van 15 januari 2010 luidt: "(...) Indien u met mijn voorstel akkoord gaat, verzoek ik u twee exemplaren van het bijgevoegde voorstel voor akkoord ondertekend aan mij te retourneren voor 5 februari 2010. Indien ik het voorstel niet voor akkoord ondertekend terug heb ontvangen voor deze datum, vervalt mijn voorstel en zult u de gang naar de rechter moeten maken.".
Belanghebbende heeft bij brief van 4 februari 2010 op het compromisvoorstel gereageerd. Zij schreef daarover: "Uiteraard kunnen wij akkoord gaan met uw compromisvoorstel, doch het door u genoemd bedrag is bij ons niet bekend.". Onder de ondertekening is vermeld "Bijlage bank afschriften". De Inspecteur heeft deze brief van belanghebbende op 10 februari 2010 ontvangen, doch heeft gesteld dat de bijlagen daarbij ontbraken.
Bij verminderingsbeschikking met dagtekening 19 maart 2010 heeft de Inspecteur de
boete verminderd tot nihil.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt. Ter zitting heeft belanghebbendes gemachtigde erkend dat het in de uitspraak op bezwaar vermelde bedrag van € 4.306 geen betrekking heeft op het onderhavige tijdvak en dat het door hem in de stukken vermelde bedrag van € 1.850 te maken heeft met verrekeningen in de invordering, en evenmin betrekking heeft op dit tijdvak. Thans is daarom uitsluitend nog in geschil of het bedrag van € 2.169, waarvan de Inspecteur stelt dat het op de bankrekening van belanghebbende is teruggestort, aan belanghebbende is terugbetaald.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat evenvermeld - door haar betaald - bedrag van € 2.169 door haar niet terug ontvangen is, en derhalve behoort tot de door haar op aangifte afgedragen bedragen, op grond waarvan de naheffingsaanslag met dat bedrag dient te worden verminderd.
De Inspecteur gaat ervan uit dat het teruggestorte bedrag op de rekening van belanghebbende is bijgeschreven. Hij stelt zich op het standpunt dat dat bedrag daardoor niet behoort tot de per saldo afgedragen bedragen en terecht in de naheffing is betrokken.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert, na wijziging van haar standpunt in de loop van het geding, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en, naar het Hof begrijpt, tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 4.264, met dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.