Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8930, 13/01019
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8930, 13/01019
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 november 2014
- Datum publicatie
- 21 november 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:8930
- Zaaknummer
- 13/01019
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of terecht en tot het juiste bedrag een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting is opgelegd.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer: 13/01019
uitspraakdatum: 18 november 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van (hierna: de Rechtbank) van 27 augustus 2013, nummer AWB LEE 13/780, in het geding tussen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende) en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 16 december 2011 tot en met 7 juni 2012 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 569. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 569.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot het bedrag van € 284.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 27 augustus 2013 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 76, de boetebeschikking vernietigd en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] namens de Inspecteur, en belanghebbende vergezeld door haar broer [B].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is volgens het kentekenregister vanaf 16 december 2011 houdster van het motorrijtuig, een personenauto, van het merk Volkswagen Golf, met kenteken [00-YY-YY] (hierna: het voertuig). De vorige houder van het kenteken was [C], de broer van belanghebbende. Deze broer verbleef van 9 juni 2011 tot en met 28 december 2012 in detentie.
Op verzoek van belanghebbende is de geldigheid van het kentekenbewijs van het voertuig geschorst van 16 december 2011 tot en met 28 november 2012 en van 29 november 2012 tot 16 december 2013.
Blijkens een ambtelijke constatering is het voertuig op 12 mei 2012 om 09.00 uur aangetroffen op de openbare weg, te weten [a-straat] te [Z].
Met dagtekening 24 oktober 2012 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting toegezonden over de periode 16 december 2011 tot en met 7 juni 2012 ter zake van het geconstateerde gebruik van de weg tijdens een voor het motorrijtuig geldende schorsing als bedoeld in artikel 35 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB).
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete gehalveerd tot 50% van het bedrag van de naheffingsaanslag. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 76 en de boetebeschikking vernietigd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of terecht en tot het juiste bedrag een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting is opgelegd. De boete is in hoger beroep niet meer in geschil.
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar betreffende de naheffingsaanslag.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.