Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9, 13/00349
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-01-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9, 13/00349
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 januari 2014
- Datum publicatie
- 17 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:9
- Zaaknummer
- 13/00349
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 7:15, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 7:28, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:75, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023], Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 1
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Kostenvergoeding. Beroepsmatig verleende rechtsbijstand door een derde ? Optreden in eigen zaak en voor partner.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00349
uitspraakdatum: 7 januari 2014
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
mr. [X] en [Y] te [Z] (hierna: belanghebbenden)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 27 februari 2013, nummer SBR 12/2259, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente IJsselstein (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
Ten name van mr. [X] zijn bij in één geschrift vervatte beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarden van de onroerende zaken [a-straat] 26 (niet-woning) en [a-straat] 26a (woning) te [Z], per waardepeildatum 1 januari 2011, voor het jaar 2012, vastgesteld op € 145.000 respectievelijk € 339.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn de aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen (hierna: OZB) voor het jaar 2012 opgelegd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbenden heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de WOZ-beschikkingen en de aanslagen OZB gehandhaafd. De heffingsambtenaar heeft tevens – naar het Hof begrijpt – het verzoek om een vergoeding van de door belanghebbenden in bezwaar gemaakte proceskosten afgewezen.
Belanghebbenden zijn tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 27 februari 2013 gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar, de WOZ-beschikkingen en de aanslagen OZB vernietigd. De Rechtbank heeft het verzoek om een kostenvergoeding van de door belanghebbenden in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten afgewezen.
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank voor zover het de afwijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding betreft hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbenden, alsmede [A], namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [B].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
mr. [X] is advocaat en enig aandeelhouder van ‘Advocatenpraktijk mr. [X] B.V.’. mr. [X] is tezamen met [Y] bestuurder van deze vennootschap.
Belanghebbenden zijn in het jaar 2012 geregistreerd partners.
Belanghebbenden zijn ieder voor de helft krachtens eigendom gebruiker en genothebbende van de onroerende zaak gelegen aan de [a-straat] 26 te [Z]. Het betreft een in het jaar 2003/2004 gebouwde, als woonwerkeenheid aangeduide, combinatie van een woonhuis en werkruimte.
Bij beschikking van 15 februari 2012 heeft de heffingsambtenaar voor het belastingjaar 2012 de waarde van onroerende zaak op waardepeildatum 1 januari 2011 vastgesteld. Daarbij is de heffingsambtenaar voor wat betreft de zogenoemde objectafbakening als bedoeld in artikel 16, aanhef en onderdeel c, van de Wet WOZ uitgegaan van twee objecten; te weten een niet-woning aangeduid als [a-straat] 26 (de werkruimte) te [Z] alsmede een woning aangeduid als [a-straat] 26a te [Z]. De waarde van de niet-woning is vastgesteld op € 145.000. De waarde van de woning is vastgesteld op € 339.000. Tegelijk met de WOZ-beschikkingen zijn de aanslagen OZB 2012 opgelegd.
De onder 2.4 genoemde beschikkingen en aanslagen zijn in één geschrift vervat en zijn gesteld ten name van mr. [X].
mr. [X] heeft als advocaat namens zichzelf en zijn partner een bezwaarschrift tegen de beschikkingen en de aanslagen ingediend.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard en naar het Hof begrijpt het verzoek om een vergoeding van de door belanghebbenden in bezwaar gemaakte kosten afgewezen. De uitspraken op bezwaar zijn gericht aan ‘Advocatenpraktijk mr. [X]’.
De Rechtbank heeft het tegen de uitspraken op bezwaar ingestelde beroep gegrond verklaard en geoordeeld dat de woning en de werkruimte naar omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen en ingevolge artikel 16, aanhef en onderdeel d, van de Wet WOZ moeten worden aangeduid als één object. De Rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar alsmede de beschikkingen en aanslagen vernietigd. Voorts heeft de Rechtbank gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbenden in het kader van het beroep betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.
Het verzoek om een vergoeding van de door belanghebbenden in bezwaar en beroep gemaakte (proces)kosten is door de Rechtbank afgewezen. De Rechtbank heeft in dat verband het volgende overwogen:
“(…) [X] en [Y] wonen beiden op het adres [a-straat] 26 en voeren gezamenlijk een huishouden. In beginsel dient te worden aangenomen dat het verlenen van rechtsbijstand door een persoon die tot het huishouden van de belanghebbende hoort niet op zakelijke basis is verleend en daarom niet kan gelden als beroepsmatig verleend (zie hiervoor ook de uitspraak van de Hoge Raad van 19 oktober 2012, LJN BY0531). Door eisers zijn geen feiten of omstandigheden aangedragen die leiden tot een ander oordeel. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten.(…)”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbenden in aanmerking komen voor een vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Meer in het bijzonder is in geschil of mr. [X] als een derde, die te dezen beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend, moet worden aangemerkt.
Belanghebbenden beantwoorden die vraag bevestigend.
De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op (het ontbreken van) de proceskostenveroordeling, tot toekenning van een vergoeding van de door belanghebbenden in bezwaar, beroep en hoger beroep gemaakte (proces)kosten en tot restitutie van de door belanghebbenden betaalde griffierechten.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.