Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9049, 13/00938
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9049, 13/00938
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 november 2014
- Datum publicatie
- 28 november 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:9046
- Zaaknummer
- 13/00938
Inhoudsindicatie
In geschil is de vraag of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2010 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 13/00938
uitspraakdatum: 25 november 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 juli 2013, nummer AWB 12/2492 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Delfzijl (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 17 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2010, voor het jaar 2011 vastgesteld op € 297.000.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de waardebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 23 juli 2013 gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten en gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens de heffingsambtenaar mr. drs. [A], bijgestaan dor [B], taxateur. Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Belanghebbendes gemachtigde, drs. [C] is door het Hof uitgenodigd bij aangetekende brief van 10 september 2014 aan het adres [b-straat] 91, [L] en blijkens de handtekeningretourkaart is de uitnodiging op 11 september 2014 in ontvangst genomen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
2. De onroerende zaak betreft een in 2003 gebouwde vrijstaande woning met een garage, gelegen in de wijk [D] te [Z]. De inhoud van de woning is ongeveer 535 m³ en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 643 m². Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de vraag of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2010 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt voormelde vraag bevestigend. Belanghebbende stelt dat de door de heffingsambtenaar gehanteerde referentieobjecten geen goede onderbouwing zijn van de waarde. Belanghebbende stelt in dat verband dat twee van de referentieobjecten zijn verkocht vóór de daling van de woningmarkt en dat de gehanteerde kavelwaarden niet duidelijk zijn. Belanghebbende voert voorts aan dat de onroerende zaak is opgeleverd met een lager afwerkingsniveau dan de referentieobjecten en dat hiervan ook nog sprake was op de peildatum. Belanghebbende bepleit een waarde van € 275.000.
De heffingsambtenaar beantwoordt voormelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Partijen hebben voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en door hen is verklaard ter zitting.