Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9138, 14/00074

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9138, 14/00074

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 november 2014
Datum publicatie
5 december 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:9138
Formele relaties
Zaaknummer
14/00074

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Vestiging feitelijke leiding in Nederland. Waardering pensioenverplichtingen. Belaste vrijval in eerste jaar terecht?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00074

uitspraakdatum: 25 november 2014

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 december 2013, nummer AWB 12/5865, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008/2009 een aanslag in de vennootschapsbelasting naar een belastbaar bedrag van € 375.817 opgelegd. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 7.845.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 december 2013 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] FB, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B], alsmede namens de Inspecteur, mr. [C], bijgestaan door drs. [D] en mr. [E].

1.7

Partijen hebben een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.9

Na sluiting van het onderzoek ter zitting is op 31 oktober 2014 een e-mail met bijlage van de Inspecteur bij het Hof binnengekomen. Het Hof heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek op grond van het bepaalde in artikel 8:108 juncto artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht te heropenen en zal op deze stukken derhalve geen acht slaan. De e-mail met bijlage is aan deze uitspraak gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is opgericht op 1 november 1994. Enig aandeelhouder van belanghebbende is de heer [F] (hierna: [F]). De activiteit van belanghebbende bestaat uit het uitvoeren van een pensioenverplichting. Deze pensioenverplichting betreft een aan [F] toegekend pensioenrecht. Vanaf 1 januari 1994 wordt geen pensioen meer opgebouwd. De ingangsdatum van het pensioen is 1 oktober 2007, zijnde de eerste dag van de maand waarin [F] 60 jaar is geworden. In 2007 is besloten de ingangsdatum van dit pensioenrecht vijf jaar uit te stellen tot 1 oktober 2012.

2.2.

Op 1 oktober 2007 is een ouderdomspensioen opgebouwd van € 52.507. Na herrekening van de opgebouwde pensioenrechten naar een pensioeningangsdatum van 1 oktober 2012 en rekening houdend met een voorindexatie van 4%, bedraagt het opgebouwde ouderdomspensioen per 1 januari 2009 € 86.436.

2.3.

Met ingang van 1 januari 2009 is de feitelijke leiding van belanghebbende verplaatst van Curaçao naar Nederland. Hierdoor is belanghebbende per 1 januari 2009 onbeperkt binnenlands belastingplichtig geworden voor de vennootschapsbelasting.

2.4.

Belanghebbende heeft in de openingsbalans per 1 januari 2009 haar pensioenverplichtingen gewaardeerd op een bedrag van € 787.633. Dit bedrag is berekend op de contante waarde uitgaande van een op 1 oktober 2012 ingaande ouderdomspensioenuitkering van € 86.436, overlevingstafel GBM 2000-2005 en een rekenrente van 4%. Er is verder geen rekening gehouden met een leeftijdsterugstelling.

2.5.

Bij het vaststellen van de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2008/2009 heeft de Inspecteur een belaste gedeeltelijke vrijval van de pensioenverplichtingen in aanmerking genomen ten bedrage van € 375.817. Deze vrijval is berekend op het verschil tussen de waarde van de pensioenverplichtingen per 1 januari 2009 (€ 1.717.583) en de waarde van de pensioenverplichtingen per 28 februari 2009 (€ 1.341.766).

2.6.

Bij de berekening van de waarde in het economische verkeer van de pensioenverplichtingen per 1 januari 2009 zijn door de Inspecteur de volgende rekengrondslagen gehanteerd:

- waarderingsmethode: koopsommenmethode

- overlevingstafel: GBM/GBV 03-08

- leeftijdscorrecties: - 5 jaar

- voor- en na-indexatie: 4%

- rekenrente: 3,9%

- kostenopslagen: geen.

2.7.

In de eindbalans van 29 januari 2009 heeft de Inspecteur de pensioenverplichtingen gewaardeerd met inachtneming van onder meer de artikelen 3.29 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en 8, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb). De Inspecteur heeft daarbij de volgende balanswaarderingsgrondslagen gehanteerd:

- waarderingsmethode: koopsommenmethode

- overlevingstafel: GBM/GBV 03-08

- leeftijdscorrecties: 0 jaar (artikel 8, lid 6, Wet Vpb)

- voor- en na-indexatie: 4%

- rekenrente: 4% (artikel 3.29 van de Wet IB 2001)

- kostenopslagen: geen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2008/2009 terecht een belaste gedeeltelijke vrijval van de pensioenvoorziening in aanmerking heeft genomen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het Europese recht aan een belaste gedeeltelijke vrijval van de pensioenvoorziening in de weg staat.

3.3

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.4

Ter zitting zijn partijen het eens geworden over de waardering van de pensioenverplichtingen in de openingsbalans per 1 januari 2009. Deze waardering bedraagt € 1.685.000. Voorts zijn partijen het erover eens dat, indien sprake is van een belaste gedeeltelijke vrijval van de pensioenvoorziening, die vrijval moet worden berekend op € 350.000.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag tot nihil.

3.6

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar, en tot vermindering van de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar bedrag van € 350.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing