Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9141, 14/00337
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9141, 14/00337
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 november 2014
- Datum publicatie
- 5 december 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:9141
- Zaaknummer
- 14/00337
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Buitengewone uitgaven. Aftrekbare onderhoudsverplichting? Terugbetaling boedelschuld?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00337
uitspraakdatum: 25 november 2014
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 maart 2014, nummer AWB 13/4826, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Apeldoorn (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.476. Daarbij is voorts bij beschikking heffingsrente in rekening vergoed ten bedrage van € 49.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 augustus 2013 heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de aanslag en de beschikking heffingsrente ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 maart 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof). De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2014 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde [A], alsmede namens de Inspecteur mr. [B] en [C].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren op 14 augustus 1959. Hij is van 22 november 1988 tot 25 mei 1999 in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met mevrouw [D] (hierna: [D]). [D] is op 17 oktober 2009 overleden.
Bij beschikking van het kantongerecht te Apeldoorn van 28 juli 1989 is, voor zover van belang, geoordeeld dat [D] heeft verzwegen dat zij in de periode van 1 juli 1984 tot 1 oktober 1988 met belanghebbende een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Voorts is geoordeeld dat zij in die periode ten onrechte bijstand heeft ontvangen. Het totaal aan ten onrechte ontvangen bijstand bedraagt ƒ 88.456,13. [D] is veroordeeld dit bedrag terug te betalen aan de gemeente Epe. Overwogen is daarbij dat belanghebbende – wegens de gemeenschap van goederen - mede voor de terugbetaling van die schuld aansprakelijk is.
In zijn aangifte voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het onderhavige jaar heeft belanghebbende onder de rubriek “Betaalde alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen” onder vermelding van “verhaalde bijstand” een bedrag van € 2.340 op zijn inkomen in mindering gebracht. Dit bedrag ziet op aan de gemeente Epe terugbetaalde bedragen in het kader van voormelde terugbetalingsverplichting.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in hoger beroep, evenals in de procedure in eerste aanleg, in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende een bedrag van € 2.340 in aftrek kan brengen als onderhoudsverplichting in de zin van artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001), welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoord.
Belanghebbende heeft - kort samengevat - gesteld dat sprake is van verhaalde bijstand ter zake van kosten van levensonderhoud van [D]. Hij verwijst daarbij naar de “Aanvullende toelichting Bij de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2011”. Voorts stelt belanghebbende dat de betalingen moeten worden gekwalificeerd als negatief loon.
De Inspecteur heeft de stellingname van belanghebbende gemotiveerd bestreden en gesteld dat sprake is van terugbetaling van een (boedel)schuld.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak van de Rechtbank en tot vermindering van de aanslag.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.