Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9459, 14/00378
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9459, 14/00378
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 december 2014
- Datum publicatie
- 12 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:9459
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1851
- Zaaknummer
- 14/00378
Inhoudsindicatie
In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur een juiste VAR heeft afgegeven.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/00378
uitspraakdatum: 9 december 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 maart 2014, nummer 13/1709, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het kalenderjaar 2013 bij een tweetal beschikkingen een Verklaring arbeidsrelatie (hierna: VAR) gegeven, waarin is vermeld dat de voordelen die belanghebbende uit de in het daaraan voorafgaande aanvraagformulier omschreven werkzaamheden geniet of zal genieten, worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard en de bestreden beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 maart 2014, verzonden op 12 maart 2014, ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A], als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] en [D].
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende, geboren [in] 1974, heeft op 25 september 2002 met [E] B.V. te [L] (hierna: [E]) een distributieovereenkomst gesloten. De overeenkomst houdt in dat belanghebbende tegen een afgesproken vergoeding de distributie van een aantal landelijke dagbladen zal verzorgen. Hij kan zich hierbij laten bijstaan door krantenbezorgers, die niet door belanghebbende worden betaald. Belanghebbende krijgt voor de distributie van de dagbladen een maandelijkse vergoeding, bestaande uit een vaste vergoeding en een vergoeding per krant.
Op 30 september 2002 heeft belanghebbende met [F] B.V. te [M] (hierna: [F]) een overeenkomst van opdracht voor depothouders gesloten. Belanghebbende krijgt hiervoor eveneens een maandelijkse vergoeding, bestaande uit een vaste vergoeding en een vergoeding per krant.
De activiteiten die belanghebbende voor [E] en [F] in 2013 verrichtte, bestaan - kort weergegeven - uit het 's ochtends in ontvangst nemen van de kranten die bezorgd moeten worden, ervoor zorg dragen dat de bezorgers de juiste aantallen meekrijgen en het nabezorgen van kranten als een bezorger een adres heeft overgeslagen. Ook indien kranten te laat bezorgd worden of de bezorger zich helemaal niet meldt, moet belanghebbende de bezorger wekken, voor vervanging zorgen of zelf de kranten bezorgen. De kranten worden door [E] en [F] bezorgd bij een depot bij de plaatselijke voetbalvereniging; belanghebbende heeft geen depot aan huis. Belanghebbende houdt bij op welke vergoeding de bezorgers en eventuele vervangers recht hebben. Belanghebbende verwerkt mutaties met betrekking tot de bezorgers direct in het computersysteem van [E] en [F].
Belanghebbende heeft in 2013 voor [G] B.V., [H] en [I] B.V. huis-aan-huis-bladen en/of folders bezorgd in [N]. Belanghebbende krijgt slechts betaald voor deze activiteiten, indien de bezorging correct is verlopen. Bovendien bezorgt belanghebbende wekelijks de [J] supermarktfolder en heeft hij incidentele bezorgopdrachten gehad.
In het jaar 2004 heeft belanghebbende zich ten aanzien van de onder de punten 2.1 tot en met 2.4 bedoelde activiteiten (hierna gezamenlijk: de activiteiten) in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel als ondernemer laten inschrijven. Sinds 2004 zijn er geen fiscaal-juridisch relevante wijzigingen geweest met betrekking tot de activiteiten van belanghebbende.
Belanghebbende brengt de ter zake van de activiteiten te vorderen vergoeding op factuur aan zijn afnemers in rekening. Hij brengt daarbij omzetbelasting in rekening, welke hij op aangifte voldoet.
Met ingang van het jaar 2005 heeft belanghebbende voor de activiteiten een VAR aangevraagd. Hij heeft sindsdien jaarlijks een VAR winst uit onderneming (hierna: VAR WUO) ontvangen. In de jaarlijkse aanvragen voor 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 heeft belanghebbende de werkzaamheden beschreven als ‘Distributie en bezorging van bladen, drukwerk en producten (o.a. samples)’. De in het aanvraagformulier gestelde vraag of de Belastingdienst de inkomsten uit de VAR-werkzaamheden in de afgelopen vijf jaar al eerder heeft beoordeeld, heeft belanghebbende bij de aanvragen voor 2006 en volgende beantwoord met ‘Ja, als winst uit onderneming’. In de VAR-aanvraag voor 2005 heeft belanghebbende deze vraag negatief beantwoord. De VAR WUO voor de jaren 2010, 2011 en 2012 heeft belanghebbende automatisch op basis van de in eerdere jaren verstrekte gegevens ontvangen.
Op 5 oktober 2012 en op 15 januari 2013 heeft belanghebbende verzoeken ingediend om een VAR WUO voor het jaar 2013 voor zijn activiteiten. In deze aanvragen heeft belanghebbende de werkzaamheden beschreven als ‘Distributie en bezorging van bladen, drukwerk en producten’. De in het aanvraagformulier gestelde vraag of de Belastingdienst de inkomsten uit de VAR-werkzaamheden in de afgelopen vijf jaar al eerder heeft beoordeeld, heeft belanghebbende in deze aanvragen beantwoord met “Ja, als winst uit onderneming’.
Belanghebbende heeft in zijn aangiften in de IB/PVV voor de jaren 2003 tot en met 2008 de voor de activiteiten verkregen vergoedingen verantwoord als winst uit onderneming. De Inspecteur heeft in afwijking van de aangiften de vergoedingen tot het resultaat uit overige werkzaamheden gerekend.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur een juiste VAR heeft afgegeven.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vernietiging van de bestreden beschikkingen en tot afgifte van een VAR-WUO.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 - vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.