Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9823, 13/00828
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9823, 13/00828
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 december 2014
- Datum publicatie
- 9 januari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:9823
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2499
- Zaaknummer
- 13/00828
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Eigen woningregeling. Kavel. Economische eigendom? Woning in aanbouw?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00828
uitspraakdatum: 16 december 2014
nummer /
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 13 juni 2013, nummer AWB 12/5719, in het geding tussen belanghebbende en
de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de beschikking. Bij in een geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep gegrond verklaard en de aanslag en de beschikking verminderd.
Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 19 juli 2013 ter griffie ingekomen.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
Belanghebbende heeft bij brief van 22 januari 2014 nadere stukken ingediend. De Inspecteur heeft op 4 februari 2014 een pleitnota naar het Hof gefaxt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2014 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote en [A]. Namens de Inspecteur is verschenen mr. [B], bijgestaan door drs. [C]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben in 2008 van de ouders van de echtgenote voor € 300.000 een kavel grond (hierna: de kavel) gekocht. In de koopovereenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van twee jaar. Binnen deze termijn dienen plannen gerealiseerd te worden. De overeenkomst kan eventueel verlengd worden, in goed onderling overleg, onder nader overeen te komen voorwaarden (…)
Kopers hebben het recht om deze overeenkomst onder gelijke voorwaarden en geldbedragen terug te draaien, op kosten van verkopers.”
De ontbindingsclausule is in december 2009 ingeroepen.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2008 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.819. Belanghebbende heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de kavel een eigen woning is, omdat deze bestemd is om daarop een woning te bouwen die bestemd is om hem en zijn echtgenote uiterlijk in 2010 als hoofdverblijf ter beschikking te staan. Hij heeft de belastbare inkomsten uit eigen woning van hem en zijn echtgenote tezamen berekend op /- € 32.528. Daarin is begrepen een bedrag van € 18.750 als rente van een schuld die is aangegaan voor de verwerving van de kavel. Van het bedrag van € 32.528 is € 17.009 (52,29%) toegedeeld aan belanghebbende en de rest aan de echtgenote.
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de kavel geen eigen woning is. Hij heeft het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op (€ 19.819 + € 17.009 =) € 36.828.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de kavel niet is aan te merken als eigen woning en dat het bedrag van € 18.750 daarom niet aftrekbaar is. Voorts heeft de Rechtbank geoordeeld dat de Inspecteur ten onrechte is afgeweken van de onderlinge verdeling die belanghebbende en zijn echtgenote ter zake van de belastbare inkomsten uit eigen woning in hun aangifte hebben gekozen. De correctie bij belanghebbende had volgens de Rechtbank 52,29% van € 18.750, ofwel € 9.804 moeten bedragen. Daarvan uitgaande heeft de Rechtbank het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende berekend op (€ 19.819 + € 9.804 =) € 29.623.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is uiteindelijk nog slechts in geschil of de kavel een eigen woning is en of belanghebbende recht heeft op vergoeding van kosten die hij heeft gemaakt voor de behandeling van het bezwaar.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar, vermindering van de aanslag en vergoeding van voor de behandeling van het bezwaar gemaakte kosten. De Inspecteur concludeert uiteindelijk tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.