Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9827, 13/01256

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9827, 13/01256

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 december 2014
Datum publicatie
9 januari 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:9827
Zaaknummer
13/01256

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Winst uit onderneming. Vereiste aangifte niet gedaan. Omkering en verzwaring bewijslast. Redelijke schatting?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01256

uitspraakdatum: 16 december 2014

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 oktober 2013, nummer AWB 13/672, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.316. Daarbij is voorts € 303 aan heffingsrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 226.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 voorts een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 25.000. Daarbij is € 109 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3

Deze aanslagen en beschikkingen inzake de heffingsrente en boete zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.7

Het eerste onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door [A], alsmede [B] namens de Inspecteur.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Hiervan zijn afschriften aan partijen verzonden op 25 augustus 2014.

1.9

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek hervat. In dat kader hebben partijen nadere stukken ingediend.

1.10

Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 13 november 2014 te Arnhem. De in 1.7 genoemde personen zijn aldaar verschenen.

1.11

Van het tweede onderzoek ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende dreef in het onderhavige jaar (2008) een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De activiteiten bestonden uit de verkoop van woondecoratieartikelen. Belanghebbende heeft deze onderneming een groot aantal jaren geëxploiteerd.

2.2

Belanghebbende heeft een partner (mevrouw [A]). Zij hebben samen één kind. Het gezin woonde in 2008 in een ‘eigen woning’ als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001. In verband hiermee heeft belanghebbende een hypothecaire schuld en rentebetalingsverplichtingen.

2.3

In de jaren vóór 2008 is door de Inspecteur ten aanzien van belanghebbende een verlies vastgesteld.

2.4

Belanghebbende is door de Inspecteur op 28 februari 2009 uitgenodigd tot het doen van aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2008 en voor de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) 2008 vóór 1 april 2009 (hierna: de aangifte). Omdat indiening van die aangifte uitbleef, heeft de Inspecteur belanghebbende een zogenoemde herinneringsbrief gezonden en vervolgens, bij brief van 1 maart 2010, aangemaand tot het doen van bedoelde aangifte vóór 15 maart 2010. De aangifte is niet door belanghebbende ingediend.

2.5

De Inspecteur heeft vervolgens ambtshalve de onderhavige aanslagen IB/PVV 2008 en Zvw 2008 vastgesteld. Daarbij is hij uitgegaan van een schatting van de winst van belanghebbende van € 25.000. De aanslag IB/PVV 2008 is – met inachtneming van een verlies uit voorgaande jaren van € 4.684 – vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.316. Aan heffingsrente is in rekening gebracht een bedrag van € 303. Voorts is een verzuimboete van € 226 aan belanghebbende opgelegd wegens het niet doen van de aangifte. De aanslag Zvw 2008 is vastgesteld naar een bijdrage-inkomen van € 25.000. Aan heffingsrente is daarbij in rekening gebracht een bedrag van € 109.

2.6

Het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslagen en beschikkingen is door de Inspecteur ongegrond verklaard.

2.7

De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

2.8

In hoger beroep heeft belanghebbende – na daartoe door het Hof tijdens de eerste zitting op 21 augustus 2014 in de gelegenheid te zijn gesteld – op 19 september 2014 stukken overgelegd, waarin – onder meer – de jaarcijfers over 2008 van zijn onderneming zijn opgenomen. Deze stukken zijn in september 2014 opgemaakt door [C] van [D] BV aan de hand van de door belanghebbende aangeleverde bescheiden. In die stukken is een belastbare winst van belanghebbende over 2008 verantwoord van € 8.704. Daarbij is onder meer een stelpost opgenomen van € 7.864 voor privéopnamen. Bij brief van 26 september 2014, bestaande uit 1,5 bladzijde, heeft de Inspecteur daarop gereageerd. De brief van de Inspecteur is door een fout van het Hof met vertraging doorgezonden naar belanghebbende. In een telefonisch onderhoud met de griffier van het Hof op 10 november 2014 heeft belanghebbende aangegeven de brief van de Inspecteur op zaterdag 8 november 2014 te hebben ontvangen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de onderhavige aanslagen en beschikkingen tot te hoge bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in de processen-verbaal van de zittingen.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken van de Inspecteur en kennelijk tot vermindering van de aanslagen en beschikkingen.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing