Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:10090, 15/00002

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:10090, 15/00002

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 december 2015
Datum publicatie
15 januari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:10090
Zaaknummer
15/00002

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardering agrarisch object.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/00002

uitspraakdatum: 29 december 2015

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 november 2014, nummer AWB 14/1994, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Lingewaard (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 4b te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 306.000. Tegelijk met deze beschikking zijn aan belanghebbende aanslagen in de onroerendezaakbelastingen 2013 (OZB) opgelegd ter zake van de eigendom en ter zake van het gebruik van de onroerende zaak. De aanslag ter zake van het gebruik (hierna: de aanslag gebruikersbelasting) is vastgesteld op € 360,69 en berekend naar een heffingsmaatstaf van € 165.000.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslagen OZB gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag gebruikersbelasting in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 25 november 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [C] .

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een agrarisch object, bestaande een perceel grond met een oppervlakte van 2500 m2 (hierna: het perceel) waarop een (bedrijfs)woning en diverse bedrijfsgebouwen zijn gelegen.

2.2

Partijen zijn bij het bepalen van de waarde van de onroerende zaak uitgegaan van de “Taxatiewijzer en kengetallen. Deel 20A. Grond bij agrarische objecten. Waardepeildatum 1 januari 2012” (hierna: de Taxatiewijzer). Hierin is onder meer het volgende vermeld over het vaststellen van de waarde van een agrarisch erf:

1.2 Gevolgen voor de waardering

(…)

Sinds de waardepeildatum 1 januari 2009 wordt er een verschil gemaakt in de waardering van een agrarisch erf waar een woning voorkomt (of mag voorkomen) en een agrarisch erf waar geen woning voorkomt (of mag voorkomen). (…)

Indien er bij een WOZ-object sprake is van een deelobject tuin (2030) en grond bij niet-woning (2110) dan moet voor het bepalen van de te hanteren grondprijs eerst deze 2 oppervlakken bij elkaar worden opgeteld.

Vervolgens moet voor dit oppervlak in de tabellen (bijlage 4) gezocht worden naar de te hanteren prijzen per m2.

(…)

1.3

Splitsing van de kavelwaarde bij objecten met een woning

Bij objecten met een woning moet de uiteindelijke kavelwaarde gesplitst worden in een waarde voor de tuin (2030) en het erf (2110).

Deze splitsing van de kavelwaarde kan op 2 manieren;

I. Op basis van een gemiddelde waarde

II. Op basis van de het toerekenen van de “dure” prijs per m2 aan de tuin van de woning (2030).”

2.3

In de tabel in bijlage 4 bij de Taxatiewijzer is voor het gebied Oostelijke Betuwe en Nijmegen de volgende grondstaffel opgenomen:

Soort erf 0 t/m 401 t/m 1001 t/m 4501 t/m 7501 m2 e.v.

400 m2 1000 m2 4500 m2 7500 m2

Met woning € 134,50 € 25,00 € 19,00 € 10,50 € 6,00

Zonder woning € 56,50 € 25,00 € 19,00 € 10,50 € 6,00

2.4

De heffingsambtenaar heeft de waarde van het perceel van 2500 m2 aan de hand van de grondstaffel voor een agrarisch erf met woning vastgesteld op € 97.300 (= 400 m2 x € 134,50 + 600 m2 x € 25 + 1500 m2 x € 19) en het bedrijfsperceel van 2000 m2 gewaardeerd op € 77.840 (= € 97.300 / 2500 * 2000).

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar de heffingsmaatstaf van de aanslag gebruikersbelasting te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de heffingsambtenaar beantwoordt deze ontkennend.

3.2

Partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben partijen ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vermindering van de aanslag gebruikersbelasting, waarbij de aanslag wordt berekend naar een heffingsmaatstaf van € 128.160 (= € 165.000 - € 36.840).

3.4

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing