Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:10091, 15/00102 en 15/00103
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:10091, 15/00102 en 15/00103
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 december 2015
- Datum publicatie
- 15 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:10091
- Zaaknummer
- 15/00102 en 15/00103
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling winkelpanden. Hof bepaalt woz-waarden in goede justitie.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/00102 en 15/00103
uitspraakdatum: 29 december 2015
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 december 2014, nummers AWB 14/2694 en 14/2695, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ), verenigd in één geschrift, de waarde van de onroerende zaken, [a-straat] 3 te [A] en [b-straat] 77 te [A] , (hierna ook: de onroerende zaken), per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld op € 2.846.000 respectievelijk € 745.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn aan belanghebbende aanslagen onroerendezaakbelasting 2013 (hierna: OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte opgelegd ten bedrage van € 8.765,68 respectievelijk € 2.294,60.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikkingen en – naar het Hof begrijpt – de aanslagen OZB gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 18 december 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 19 november 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [B] , als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [C] (taxateur), alsmede [D] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [E] (taxateur).
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken. Beide onroerende zaken zijn winkelruimten met opslagruimten. De onroerende zaken worden door belanghebbende verhuurd.
[a-straat] 3 bestaat uit winkelruimte op de begane grond en de eerste verdieping. Beide niveaus kennen een zogenoemde split level. De ruimte op de tweede en de derde verdieping zijn in gebruik als opslag, c.q. kantoor en personeelsruimte. De oppervlakte van de winkelruimte is twee maal 134 m². De oppervlakten van de tweede en de derde verdieping zijn respectievelijk 118 m² en 40 m². In [a-straat] 3 is een speelgoedwinkel gevestigd.
[b-straat] 77 bestaat uit winkelruimte op de begane grond en opslagruimten op de eerste en tweede verdieping met een oppervlakte van 85 m² voor de begane grond en 57 m² voor iedere verdieping. In [b-straat] 77 was een reisbureau gevestigd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de waarden van de onroerende zaken op de waardepeildatum te hoog zijn vastgesteld.
Belanghebbende bepleit voor [a-straat] 3 een waarde van € 2.105.000 en voor [b-straat] 77 een waarde van € 542.000. Daartoe wijst belanghebbende op een taxatierapport van [a-straat] 3, respectievelijk een taxatiekaart van [b-straat] 77, beide opgesteld door taxateur [C] .
De heffingsambtenaar bepleit handhaving van de door hem vastgestelde waarden. Hij wijst daartoe op de door hem overgelegde taxatierapporten, opgemaakt op 29 september 2014 door [F] , taxateur te [A] .
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de vastgestelde waarden tot de door haar bepleite bedragen.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.