Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:105, 13/01021
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:105, 13/01021
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 januari 2015
- Datum publicatie
- 23 januari 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:105
- Zaaknummer
- 13/01021
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid hoger beroep. Failleren rechtspersoon. Geen overneming door curator. Verlening ontslag van instantie aan inspecteur.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/01021
uitspraakdatum: 13 januari 2015
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 augustus 2013, nummer AWB 12/5947, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 15 mei 2012 36 correctieberichten inzake door haar ingediende aangiften loonheffing over de tijdvakken januari 2009 tot en met december 2011 bij de Inspecteur ingediend. Deze correctieberichten leiden alle tot een vermindering van het verschuldigde bedrag volgens de eerder door belanghebbende voor deze tijdvakken ingediende aangiften loonheffing. Op grond hiervan heeft belanghebbende de Inspecteur bij brief van 24 mei 2012 verzocht om teruggave van een bedrag € 102.240.
De Inspecteur heeft de correctieberichten van 15 mei 2012 aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering c.q. teruggaaf. Bij brief van 18 oktober 2012 heeft de Inspecteur de verzoeken afgewezen. Voor zover belanghebbende heeft beoogd bezwaar te maken tegen de eigen aangiften heeft de Inspecteur dit bezwaar in dezelfde brief bij uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft bij brief van 12 november 2012 bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Inspecteur van 18 oktober 2012 om geen vermindering c.q. teruggaaf te verlenen.
Bij uitspraak op bezwaar van 16 november 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur van 18 oktober 2012 en 16 november 2012 in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep voor zover gericht tegen de beslissing van de Inspecteur van 18 oktober 2012 om geen ambtshalve vermindering te verlenen niet-ontvankelijk verklaard en heeft het beroep voor zover het is gericht tegen de niet-ontvankelijk verklaring in de uitspraak op bezwaar van 18 oktober 2012 ongegrond verklaard. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 16 november 2012 heeft de Rechtbank ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het Hof heeft, nu partijen daarvoor toestemming hebben verleend, de mondelinge behandeling ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.
2 De vaststaande feiten
Partijen zijn door de griffier van het Hof bij brief 23 december 2013 uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling van het hoger beroep op 11 februari 2014 te Arnhem.
De Rechtbank Utrecht heeft op 28 januari 2014 het faillissement over belanghebbende uitgesproken. Tot curator is benoemd mr. [A] te [L].
Bij faxbericht van 6 februari 2014 heeft de gemachtigde van belanghebbende, mr. [B] (hierna: de gemachtigde), om uitstel van de mondelinge behandeling van het hoger beroep verzocht, en aangegeven dat hij de op de zaak betrekking hebbende stukken heeft toegezonden aan de curator mr. [A] en in afwachting is van diens beslissing over de voortzetting van de procedure.
Bij brief van 7 februari 2014 heeft de griffier van het Hof partijen medegedeeld dat de mondelinge behandeling van de zaak op 11 februari 2014 geen doorgang zal vinden.
Partijen zijn door de griffier van het Hof bij brief 27 februari 2014 voor de tweede maal uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling van het hoger beroep, dit maal op 17 april 2014 te Arnhem.
Bij faxbericht van 3 maart 2014 heeft de gemachtigde van belanghebbende wederom om uitstel van de mondelinge behandeling van het hoger beroep verzocht, omdat hij nog geen bericht had ontvangen van de curator met betrekking tot de voortzetting van de procedure.
Bij brief van 6 maart 2014 heeft de griffier van het Hof partijen medegedeeld dat de mondelinge behandeling van de zaak op 17 april 2014 geen doorgang zal vinden.
Bij brief van 10 maart 2014 heeft de Inspecteur het Hof verzocht de curator uit te nodigen om het geding over te nemen.
Bij brief van 10 maart 2014 heeft het Hof de curator in de gelegenheid gesteld de hogerberoepzaak over te nemen.
Bij brief van de curator aan het Hof van het Hof van 17 maart 2014 schrijft deze onder meer:
“(…)
Naar aanleiding van uw brief van 10 maart 2014 bericht ik u (…) dat de thans aanhangige procedure tegen de inspecteur van de Belastingdienst niet door de curator zal worden overgenomen.
Zowel de advocaat van gefailleerde, mr. [B], als de wederpartij heb ik reeds geïnformeerd over de beslissing van de curator om de procedure niet over te nemen.
(…)”
In zijn faxbericht van 1 april 2014 aan het Hof, schrijft de gemachtigde van belanghebbende:
“ In aansluiting op de beslissing van de curator om de procedure in bovengenoemde zaak niet over te nemen refereer ik mij aan het oordeel van uw Hof.”
Bij brief van 11 april 2014 aan het Hof schrijft de Inspecteur onder meer:
“(...)
In zijn brief dd 17 maart 2014 aan uw Hof heeft de curator desgevraagd meegedeeld dat hij de huidige procedure inzake de loonheffing 2009/2011 niet namens de boedel wenst voort te zetten.
Hierbij verzoek ik uw Hof op grond van de bepalingen in artikel 8:22 AWB en artikel 27 FW ontslag van instantie te verlenen en het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren.
(…)”
Het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende bij brief van 25 april 2014 in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de brief van de Inspecteur van 11 april 2014. De gemachtigde schrijft in zijn reactie aan het Hof op 2 mei 2014:
“(…)
Naar aanleiding van uw brief van 25 april jl. bericht ik u dat ik mij wens te refereren aan het oordeel van het Hof in deze.
(…)”
Het Hof heeft het onderzoek op 20 november 2014 gesloten.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende kan worden ontvangen in zijn hoger beroep en zo ja, of de correctieberichten van 15 mei 2012 kunnen worden aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarop de Inspecteur bij voor bezwaar vatbare uitspraak had dienen te beslissen, hetgeen belanghebbende stelt, doch de Inspecteur bestrijdt.
Voor wat betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep verzoekt de Inspecteur het Hof hem op grond van de bepalingen in artikel 8:22 Awb en artikel 27 Faillisementswet (Fw) ontslag van instantie te verlenen en het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende refereert zich wat betreft het antwoord op de vraag over de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan het oordeel van het Hof, en concludeert – zo begrijpt het Hof – indien het Hof het hoger beroep ontvankelijk oordeelt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur van 18 oktober 2012 en ontvankelijk verklaring van het bezwaarschrift en terugwijzing van de behandeling van de zaak naar de Inspecteur.
De Inspecteur concludeert primair tot niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep van belanghebbende en subsidiair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.