Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2014:10247, 13/01180

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2014:10247, 13/01180

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 januari 2015
Datum publicatie
17 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:1079
Zaaknummer
13/01180

Inhoudsindicatie

Wet BPM. Aan importeur opgelegde naheffingsaanslag. Procesbelang. Betaling door kentekenhouder.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01180

uitspraakdatum: 6 januari 2015

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] h.o.d.n. [Y] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 24 oktober 2013, nummer AWB 12/2813, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000000]) in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen opgelegd ten bedrage van € 3.281.

1.2.

Daartegen is door belanghebbende bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar is belanghebbende door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar.

1.3.

Het door belanghebbende tegen deze uitspraak op bezwaar ingestelde beroep is door de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoort, naast voormelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 4 december 2014 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, diens gemachtigde [A], bijgestaan door mr. [B] en [C] alsmede, namens de Inspecteur, mr. [D] en [E].

1.7.

Belanghebbende heeft twee pleitnota’s overgelegd. De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.

1.8.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende drijft een onderneming onder de naam [Y]. De ondernemingsactiviteiten bestaan onder meer uit het importeren van personenauto’s voor opdrachtgevers.

2.2.

Belanghebbende heeft op 25 mei 2011 onder nummer [000001] aangifte gedaan voor belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) in verband met de registratie van een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf 2.0 TDI Highline (hierna: de auto) in het Nederlandse kentekenregister. In de aangifte is uitgegaan van de op dat moment gehanteerde inkoopwaarde door handelaren van particulieren in Nederland (hierna: de inkoopwaarde) van € 1.929, resulterende in een afschrijvingspercentage van 93,6 en een te betalen bedrag aan bpm van € 500.

2.3.

De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de inkoopwaarde op € 14.473 moet worden gesteld, waardoor het afschrijvingspercentage 51,61 is. In verband hiermee heeft hij de onderhavige naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd. De naheffingsaanslag is gedagtekend 1 juni 2011 en bedraagt € 3.281.

2.4.

Belanghebbende heeft op 1 juni 2011 pro forma bezwaar tegen de naheffingsaanslag gemaakt, welk bezwaar bij brief van 13 juli 2011 is gemotiveerd.

2.5.

De kentekenhouder heeft op 16 november 2011 in totaal (€ 500 + € 3.281 =) € 3.781 aan de Belastingdienst betaald, onder vermelding van het onder 2.2 genoemde aangiftenummer.

2.6.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 mei 2012 het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk verklaard.

2.7.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat nu een ander dan belanghebbende de naheffingsaanslag heeft voldaan het belang van belanghebbende bij het bezwaar is komen te vervallen waardoor het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

2.8.

Hiertegen heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend. De Inspecteur beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar, tot een vergoeding van immateriële schade en tot terugwijzing van de zaak naar de Inspecteur.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing