Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1161, 14/00385
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1161, 14/00385
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 februari 2015
- Datum publicatie
- 27 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:1161
- Zaaknummer
- 14/00385
Inhoudsindicatie
Wet woz. Waardevaststelling tussenwoning. Gemeente slaagt in bewijslast.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00385
uitspraakdatum: 17 februari 2015
nummer /
Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 6 maart 2014, nummer AWB 13/4486, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland (hierna: de heffingsambtenaar).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 31 te [Z] voor het kalenderjaar 2013, per waardepeildatum 1 januari 2012, vastgesteld op € 133.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2013 (hierna: aanslag OZB) opgelegd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag OZB gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken van de heffingsambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 maart 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft nader op het verweerschrift gereageerd.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [A], en namens de heffingsambtenaar [B], taxateur.
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van het object, plaatselijk bekend als [a-straat] 31 te [Z] (hierna: de onroerende zaak). Het betreft een tussenwoning met een vrijstaande berging op een perceel van 211 m². De woning heeft een inhoud van 269 m³ en is gebouwd in 1942.
In verband met een eerder bezwaar van belanghebbende tegen de vastgestelde waarde, is de onroerende zaak door taxateur [B] voornoemd, inpandig opgenomen op 22 november 2012.
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht te worden gehoord in [Z]. Bij brief van 10 juni 2013 heeft de heffingsambtenaar belanghebbende uitgenodigd voor een zogenoemde telefonische hoorzitting. Belanghebbende is daarop niet ingegaan en heeft de heffingsambtenaar verzocht hem te horen in zijn woning, dan wel op een nader door hem aan te wijzen plaats.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de per waardepeildatum 1 januari 2012 aan de onroerende zaak toegekende waarde van € 133.000 te hoog is. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 93.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.