Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1162, 14/00531

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1162, 14/00531

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 februari 2015
Datum publicatie
27 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:1162
Zaaknummer
14/00531

Inhoudsindicatie

Rioolheffing gemeente Steenwijkerland. Onredelijke en willekeurige heffing?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00531

uitspraakdatum: 17 februari 2015

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 25 april 2014, nummer Awb 13/2028, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Steenwijkerland (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2013 (hierna: de aanslag) opgelegd. De aanslag luidt:

“Omschrijving soort grondslag WOZ-waarde bedrag

[a-straat] 75 Rioolheffing gebruik basis 1 30,38

[a-straat] 75 Rioolheffing eigendom basis 1 37,36

Totaal bedrag van de aanslag 67,74”

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 13 augustus 2013 de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 25 april 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2015 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord mr. [A] namens de heffingsambtenaar. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief van 10 december 2014 uitgenodigd voor het bijwonen van de zitting op 22 januari 2015 om 13.30 uur te Arnhem. Tot de stukken van het geding behoren een afschrift van deze uitnodiging, gericht aan het door belanghebbende opgegeven adres, [b-straat] 149A, [Z], alsmede van PostNL afkomstige informatie waaruit blijkt dat de uitnodiging op 11 december 2014 aan belanghebbende op dat adres is uitgereikt.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende was op 1 januari 2013 eigenaar en gebruiker van het perceel “[a-straat] 75” te [L] (het perceel).

2.2

Het perceel omvat twee in elkaars verlengde gelegen, onbebouwde, kadastrale percelen.

2.3

Het perceel is niet aangesloten op het gemeentelijk rioleringssysteem.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd.

3.2

Belanghebbende meent dat de aanslag ten onrechte is opgelegd. Hij stelt dat sprake is van een onredelijke en willekeurige rioolheffing. Ieder onbebouwd perceel wordt, onafhankelijk van de grootte van het perceel, naar een vast bedrag in de heffing betrokken, waardoor, aldus belanghebbende, eigenaren van meerdere kleinere percelen in totaal voor een hoger bedrag in de heffing worden betrokken dan de eigenaar van een kadastraal perceel van in totaal gelijke omvang. Voorts stelt belanghebbende dat bebouwde percelen niet in de heffing zijn betrokken.

3.3

De heffingsambtenaar is van mening dat de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Anders dan bij de voorheen geheven rioolrechten het geval was, kan de gemeente volgens de heffingsambtenaar rioolheffingen heffen zonder dat er sprake is van een door of vanwege de gemeente aan de belangplichtige geleverde prestatie. De gemeenteraad kon dus, zonder overschrijding van de grenzen van de hem in artikel 228a van de Gemeentewet verleende bevoegdheid, ertoe besluiten iedere genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel in de rioolheffing te betrekken, ongeacht of de gemeente daarvoor een individuele tegenprestatie levert. Men betaalt niet voor taken of werkzaamheden die de gemeente ten aanzien van het betreffende perceel uitvoert, maar voor de collectieve maatregelen (met een algemeen belang) met betrekking tot hemel- en grondwater. De heffingsambtenaar betwist dat bebouwde percelen niet in de heffing zijn betrokken.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de heffingsambtenaar ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar, en tot vernietiging van de aanslag.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing