Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1365, 13/00903, 13/00904, 13/00905, 13/00906

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1365, 13/00903, 13/00904, 13/00905, 13/00906

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 februari 2015
Datum publicatie
6 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:1365
Zaaknummer
13/00903, 13/00904, 13/00905, 13/00906

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Woonboerderij. Invloed aanwezigheid hoogspanningsleiding.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 13/00903, 13/00904, 13/00905 en 13/00906

uitspraakdatum: 24 februari 2015

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] te [Z], British Columbia, Canada (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel van 19 juli 2013, nummer Awb 12/1192 en van 22 juli 2013, nummer Awb 12/1193, nummer Awb 12/1194 en nummer Awb 12/1544, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Steenwijkerland (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 2 te [L] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2008 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2009 vastgesteld op € 396.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2009 (hierna: OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 340,56.

1.2

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2009 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2010 vastgesteld op € 393.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2010 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 330,51.

1.3

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2010 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2011 vastgesteld op € 369.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2011 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 319,92.

1.4

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2011 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2012 vastgesteld op € 312.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2012 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 290,78.

1.5

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beschikkingen en de aanslagen voor de jaren 2009, 2011 en 2012 gehandhaafd, de vastgestelde waarde voor het jaar 2010 verminderd tot € 369.000 en de opgelegde aanslag OZB 2010 dienovereenkomstig verminderd.

1.6

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep voor de jaren 2010, 2011 en 2012 bij de uitspraken van 22 juli 2013 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 19 juli 2013 het beroep voor het jaar 2009 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de beschikking verminderd tot een waarde van € 369.000 en de aanslag OZB 2009 dienovereenkomstig verminderd.

1.7

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.8

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.9

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [B], WOZ-taxateur (hierna: [B]). Belanghebbende is niet verschenen. Kort voor de zitting heeft hij telefonisch aan de griffier bericht dat hij ziek was en dat het Hof hem tijdens de zitting desgewenst telefonisch vragen kon stellen.

1.10

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak waartoe een in het jaar 1935 gebouwde woonboerderij, vier bijgebouwen en een perceel van 28.167 m² behoren. De woonboerderij heeft een inhoud van 498 m³. Het perceel, waarop tevens een meer is gelegen, heeft diverse houtopstanden.

2.2

Boven het perceel hangen hoogspanningskabels, die zijn verbonden met een op het perceel geplaatste hoogspanningsmast van enkele tientallen meters hoog. De woonboerderij is op ongeveer 50 meter van het hart van de hoogspanningsleiding gelegen.

2.3

Onder het perceel bevindt zich een hogedrukgasleiding.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil zijn de waarden van de onroerende zaak voor de Wet WOZ voor de jaren 2009 tot en met 2012.

3.2

Belanghebbende is van mening dat de heffingsambtenaar de waarden te hoog heeft vastgesteld en verwijst daarbij onder meer naar de aanwezigheid van de hoogspanningsleiding, een nabij gelegen spoorlijn, een manage, de hogedrukgasleiding, overlast van buren, de omstandigheid dat de onroerende zaak in het verleden voor criminele activiteiten is gebruikt en de omstandigheid dat de woning in verhuurde staat verkeert. Volgens belanghebbende dient de waarde van een deel van de onroerende zaak buiten aanmerking te worden gelaten op grond van artikel 2, eerste lid, letter a of c, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Uitvoeringsregeling). Artikel 2 eerste lid, letter c, van de Uitvoeringsregeling leidt volgens belanghebbende tot discriminatie van natuurlijke personen, omdat deze regeling enkel voor rechtspersonen geldt.

3.3

De heffingsambtenaar verdedigt de door hem vastgestelde waarden onder verwijzing naar onder meer de door hem overgelegde taxaties.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de heffingsambtenaar ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en vermindering van de vastgestelde waarden tot maximaal 50% daarvan.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing