Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1585, 14/00598, 14/00599, 14/00600, 14/00601
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1585, 14/00598, 14/00599, 14/00600, 14/00601
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 maart 2015
- Datum publicatie
- 13 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:1585
- Zaaknummer
- 14/00598, 14/00599, 14/00600, 14/00601
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Inkomsten uit drugshandel. Strafrechtelijke veroordeling. Vermogensvergelijking. Vereiste aangifte. Omkering en verzwaring van bewijslast.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 14/00598 t/m 14/00601
uitspraakdatum: 3 maart 2015
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 mei 2014, nummers AWB 13/2615, 13/2617, 13/2618 en 13/2619, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd voor het jaar 2009. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht. Aan belanghebbende is voorts een navorderingsaanslag over 2007 en aanslagen voor 2008 en 2009 in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd. Daarbij is telkens heffingsrente in rekening gebracht.
Deze aanslagen en beschikkingen inzake de heffingrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar verminderd.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens – met dagtekening 12 februari 2015 – twee nadere stukken ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 22 januari 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, diens gemachtigde mr. [A] alsmede [B] en mr. [C] namens de Inspecteur.
De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is ongehuwd. Hij woont op het adres [a-straat] 39 te [Z]. Deze woning vormt een ‘eigen woning’ in de zin van de eigenwoningregeling als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001. Belanghebbende is lichamelijk gehandicapt. Hij gebruikt een rolstoel en een speciaal aangepaste auto. Belanghebbende was in de onderhavige jaren (2007 tot en met 2009) in dienstbetrekking werkzaam bij [D]. Daarnaast genoot hij een uitkering van het UWV wegens arbeidsongeschiktheid. Per 1 januari 2006 is mevrouw [E] bij belanghebbende als ‘huispersoneel’ in dienst getreden. Zij wordt betaald uit een persoonsgebonden budget van belanghebbende. Mevrouw [E] heeft een op 11 april 2011 gedagtekende schriftelijke verklaring aan de Inspecteur overgelegd, waarin zij verklaart dat zij voor belanghebbende kleding heeft gekocht en boodschappen heeft gedaan en doet gedurende een aantal jaren.
Met betrekking tot zijn woning aan de [a-straat] 39 te [Z] had belanghebbende een hypothecaire geldlening afgesloten. De hoofdsom van deze lening beliep € 95.000. In 2006 heeft belanghebbende de hypothecaire lening ‘overgesloten’ en verhoogd tot € 225.000. In verband hiermee heeft de notaris in juni 2006, na aftrek van kosten, een bedrag van € 124.740 op de bankrekening van belanghebbende gestort. In augustus 2006 heeft belanghebbende in totaal € 110.000 overgeboekt naar de bankrekening van zijn moeder in Suriname.
Tot de stukken van het geding behoren, kennelijk in 2006 opgestelde, documenten met betrekking tot de bouw van een woning in Suriname. In die documenten is een bedrag van US$ 130.000 vermeld voor de bouw van deze woning. De moeder van belanghebbende is in die stukken als koper genoemd. In zijn aangifte IB/PVV 2006 heeft belanghebbende vermeld dat ‘extra hypotheek wordt gebruikt voor nieuw te bouwen woning in Suriname’. In zijn aangiften IB/PVV vanaf 2010 heeft belanghebbende in box 3 een woning in Suriname verantwoord.
Belanghebbende is van eind november 2007 tot medio januari 2008 en van eind november 2008 tot medio januari 2009 in Suriname geweest. Aldaar heeft hij in het huis van zijn moeder verbleven. De kosten van de op de reis van eind november 2007 tot medio januari 2008 betrekking hebbende vliegticket naar Suriname bedroegen € 975.
Belanghebbende bezat een auto met kenteken [00-YY-YY]. In februari 2009 heeft belanghebbende een andere auto (een Cabriolet) gekocht bij de firma [F] auto’s te [L]. Deze auto, met kenteken [00-YYY-0], is op verschillende onderdelen grondig aangepast aan de wensen van belanghebbende (onder meer de ombouw van handgeschakeld naar automaat en vervanging van diverse onderdelen door BMW-onderdelen). Belanghebbende heeft voor de aankoop van de auto € 20.000 contant betaald. Voorts heeft hij zijn auto met kenteken [00-YY-YY] ingeruild voor € 15.000. In opdracht van belanghebbende heeft taxateur [G], verbonden aan [H] b.v. te [M], de door belanghebbende gekochte auto getaxeerd. In zijn op 20 maart 2009 opgemaakte taxatierapport heeft de taxateur een waarde aan de auto toegekend van € 72.500. In zijn rapport heeft de taxateur onder meer geschreven:
‘ALGEHELE INDRUK: Deze mooie [F] S 6C 4.4 is ook technisch in een vrijwel nieuwstaat gezet. Het geheel is nieuw gebouwd op een BMW 645i Cabriolet chassis van 2007 en met originele BMW delen afgebouwd met er bij “Extra’s” genoemde accessoires. Het geheel is volledig BMW en volledig aangepast aan de lichamelijke beperkingen van de eigenaar. De wagen is onlangs in Nederland nieuw gebouwd. Na de uitvoerige taxatie achten wij de tellerstand als zijnde 30.185 km correct.
Staat van de wagen is waargenomen zonder enige demontage en laat zich mechanisch en uiterlijk alsook het interieur, omschrijven als:
“ UITSTEKEND”
(…)’.
Naar aanleiding van een tweetal meldingen via het meldpunt Meld Misdaad Anoniem en een aantal meldingen van de Criminele Inlichtingen Eenheid die erop neerkomen dat belanghebbende zich schuldig zou maken aan het dealen van drugs, is ten aanzien van belanghebbende in november 2008 een strafrechtelijk onderzoek ingesteld door de FIOD-ECD. In het kader van dit onderzoek zijn onder meer gesprekken via de telefoon van belanghebbende afgeluisterd en is gebruik gemaakt van een observatieteam.
Op 7 april 2009 is belanghebbende als verdachte aangehouden en is zijn woning door opsporingsambtenaren, onder leiding van een rechter-commissaris, doorzocht. Daarbij is ongeveer 80 gram cocaïne in beslag genomen en een geldbedrag in contanten van € 8.145, waaronder acht biljetten van € 500 en vijf biljetten van € 200.
Op die dag – 7 april 2009 – had [I] de woning van belanghebbende bezocht. [I] is eveneens op 7 april 2009 aangehouden door de politie. Hij had toen 0,4 gram cocaïne in zijn bezit. Ten overstaan van de politie heeft [I] onder meer verklaard dat: hij cocaïne koopt bij belanghebbende, het daarbij meestal om een halve gram per keer gaat, een halve gram € 25 kost, hij per week € 75 kwijt is aan het kopen van drugs en dat hij ongeveer drie jaar geleden voor het eerst drugs bij belanghebbende heeft gekocht.
Naar aanleiding van de bevindingen van het strafrechtelijke onderzoek (delen van het proces-verbaal behoren tot de gedingstukken) is belanghebbende door de strafrechter in hoger beroep bij arrest van 18 maart 2011 (nr. 21-002976-09) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voor handel in en bezit van cocaïne en voor het witwassen van geld en goederen in de periode van 28 januari 2009 tot en met 7 april 2009. Voorts is belanghebbende door de strafrechter in hoger beroep bij arrest van 18 maart 2011 (nr. 21-003116-09) in het kader van een ontnemingsprocedure veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 29.154 aan de Staat ter ontneming van het door belanghebbende wederrechtelijk verkregen voordeel in de periode van april 2006 tot en met 7 april 2009. Daarbij is de strafrechter ervan uitgegaan dat belanghebbende in genoemde periode van 3 jaar daadwerkelijk in totaal 117 weken heeft gehandeld en dat per week gemiddeld 15 huisbezoeken hebben plaatsgevonden, zodat 1755 keer (117 x 15) cocaïne is verkocht door belanghebbende voor een prijs van € 25 per keer, zodat de opbrengst € 43.875 bedraagt. Aan kosten heeft de strafrechter een bedrag van € 14.721 in aanmerking genomen. Belanghebbende heeft tegen deze arresten geen beroep in cassatie ingesteld.
In de aangiften IB/PVV en Zvw voor de jaren 2007 tot en met 2009 heeft belanghebbende geen inkomsten uit de handel in cocaïne verantwoord. Belanghebbende heeft voor de jaren 2007 tot en met 2009 aangiften IB/PVV gedaan naar belastbare inkomens uit werk en woning van onderscheidenlijk € 19.878, € 17.258 en € 7.654.
Naar aanleiding van de bevindingen en veroordelingen in het kader van het strafrechtelijke onderzoek, heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende in zijn aangiften inkomsten jegens de fiscus heeft verzwegen. Om de omvang van de verzwegen inkomsten te bepalen, heeft de Inspecteur een vermogensvergelijking opgesteld. Deze vermogensvergelijking behelst het volgende.
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
|
Vermogen per |
01-01-2006 |
01-01-2007 |
01-01-2008 |
01-01-2009 |
01-01-2010 |
Eigen woning |
€ 185.000 |
€ 185.000 |
€ 185.000 |
€ 185.000 |
€ 185.000 |
Woning Suriname |
- |
€ 106.171 |
€ 106.171 |
€ 106.171 |
€ 106.171 |
Banktegoeden |
€ 25.012 |
€ 10.563 |
€ 13.392 |
€ 16.335 |
€ 6.259 |
Contant geld |
- |
- |
- |
- |
€ 8.155 |
Schuld eigen woning |
-/- € 95.000 |
-/- € 95.000 |
-/- € 95.000 |
-/- € 95.000 |
-/- € 95.000 |
Schuld woning Suriname |
- |
-/- € 130.000 |
-/- € 130.000 |
-/- € 130.000 |
-/- € 130.000 |
Totaal vermogen |
€ 115.012 |
€ 76.734 |
€ 79.563 |
€ 82.506 |
€ 80.585 |
Netto looninkomsten |
€ 17.723 |
€ 18.304 |
€ 17.272 |
€ 8.542 |
|
Zorgtoeslag |
€ 384 |
€ 445 |
€ 547 |
€ 687 |
|
Uitbetaalde VT |
€ 1.471 |
€ 1.470 |
€ 1.485 |
€ 1.490 |
|
Totaal inkomen |
€ 19.578 |
€ 20.219 |
€ 19.304 |
€ 10.719 |
|
Theoretisch eindvermogen |
€ 134.590 |
€ 96.953 |
€ 98.867 |
€ 93.225 |
€ 80.585 |
Werkelijk eindvermogen |
€ 96.953 |
€ 98.867 |
€ 93.225 |
€ 80.585 |
|
Bruto privé |
€ 37.637 |
-/- € 1.914 |
€ 5.642 |
€ 12.640 |
|
Benoemde posten |
|||||
[F] auto |
€ 20.000 |
||||
Levensonderhoud |
€ 6.000 |
€ 6.000 |
€ 6.000 |
€ 1.500 |
|
Reizen Suriname |
€ 2.000 |
€ 2.000 |
€ 2.000 |
- |
|
Vakantie |
€ 788 |
€ 975 |
- |
- |
|
Niet in geschil zijnde posten |
€ 55.728 |
€ 18.799 |
€ 20.046 |
€ 15.682 |
|
Totaal benoemde posten |
€ 64.516 |
€ 27.774 |
€ 28.046 |
€ 37.182 |
|
Netto privé |
-/- € 26.879 |
-/- € 29.688 |
-/- € 22.404 |
-/- € 24.542 |
Aanschaf auto’s in Suriname |
€ 40.000 |
- |
- |
- |
|
Hogere aanschafprijs [F] auto |
- |
- |
- |
€ 52.500 |
|
Totaal netto privé |
-/- € 66.879 |
-/- € 29.688 |
-/- € 22.404 |
-/- € 77.042 |
Op basis van deze vermogensvergelijking heeft de Inspecteur de aanslagen voor de jaren 2006 tot en met 2009 voor de IB/PVV en voor de jaren 2007 tot en met 2009 voor de Zvw aan belanghebbende opgelegd. Bij het vaststellen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 is het bedrag van € 66.879 als belast inkomen uit werk en woning in aanmerking genomen, bij het vaststellen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 het bedrag van € 29.688, bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2008 het bedrag van € 22.404 en bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2009 het bedrag van € 77.042. De aanslag IB/PVV 2009 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 85.000. De (navorderings)aanslagen in de ZvW voor de jaren 2007, 2008 en 2009 zijn opgelegd naar een bijdrage-inkomen van respectievelijk € 29.122, € 22.742 en € 32.369.
De bezwaren van belanghebbende tegen de belastingaanslagen IB/PVV 2006, 2007 en 2008 zijn door de Inspecteur ongegrond verklaard. De bezwaren tegen de aanslag IB/PVV 2009 zijn door de Inspecteur ten dele gegrond verklaard. De Inspecteur heeft om die reden enkele wijzigingen aangebracht in de vermogensvergelijking. De netto looninkomsten zijn verlaagd van € 8.542 naar € 7.962, zodat het bruto privé uitkomt op € 12.060. De benoemde posten zijn verhoogd van € 37.182 naar € 42.649, zodat het netto privé (voor de correctie van de [F] auto) uitkomt op minus € 30.589 en de correctie in verband met de [F] auto is verlaagd van € 52.500 naar € 37.500. Bij uitspraak op bezwaar is voor de aanslag IB/PVV 2009 uitgegaan van het uit de aangepaste vermogensvergelijking voortvloeiende negatief privé van € 68.089 (€ 30.589 plus € 37.500). Het belastbare inkomen uit werk en woning is in verband hiermee nader vastgesteld op € 76.416. De (navorderings)aanslagen Zvw 2007, 2008 en 2009 zijn naar aanleiding van de bezwaren van belanghebbende verminderd tot (navorderings)aanslagen berekend naar een bijdrage-inkomen van onderscheidenlijk € 8.330 (2007), € 10.530 (2008) en € 21.670 (2009). Dit vanwege de omstandigheid dat de Inspecteur bij het vaststellen van de (navorderings)aanslagen Zvw voor die jaren geen rekening had gehouden met de bedragen aan inkomensafhankelijke bijdragen die reeds waren ingehouden op het loon van belanghebbende. Bij alle aanslagen is telkens heffingsrente in rekening gebracht.
De Rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar inzake de belastingaanslagen IB/PVV 2006, 2007 en 2008 en de daarbij genomen heffingsrentebeschikkingen niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het instellen van beroep.
De beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2009 en (navorderings)aanslagen Zvw 2007, 2008 en 2009 en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente zijn door de Rechtbank ongegrond verklaard.
Het Hof heeft in zijn heden gedane uitspraak inzake het geschil tussen partijen met betrekking tot de belastingaanslagen IB/PVV 2006, 2007 en 2008 en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente (rolnummers 14/00595 t/m 14/00597) geoordeeld dat de Rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de – in bezwaar verminderde – aanslag IB/PVV 2009 en de – in bezwaar verminderde – (navorderings)aanslagen Zvw 2007, 2008 en 2009 tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, tot vernietiging van de (navorderings)aanslagen Zvw 2007, 2008 en 2009 en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2009.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.