Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1849, 14/00413
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1849, 14/00413
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 maart 2015
- Datum publicatie
- 20 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:1849
- Zaaknummer
- 14/00413
Inhoudsindicatie
Loonheffingen. Bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding? Verschoonbaarheid?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00413
uitspraakdatum: 10 maart 2015
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV, gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 maart 2014, nummer AWB 13/5607, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd van € 242.740. Daarbij is een bedrag van € 6.647 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 december 2010 het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Arnhem heeft bij uitspraak van 7 februari 2012 het beroep van belanghebbende gegrond verklaard wegens schending van de hoorplicht, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de zaak teruggewezen naar de Inspecteur om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 augustus 2013 het bezwaar van belanghebbende opnieuw niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 18 maart 2014 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft bij faxbericht van 27 april 2014 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2015. Belanghebbende is vertegenwoordigd door mr. [A], advocaat te [L]. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. drs. [B] en [C].
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende is opgericht [in] 2002. Directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende is [D] (hierna: [D]).
De Politie Regio Gelderland-Zuid/Nijmegen heeft, in het kader van een onderzoek met de naam “[E]”, op 23 januari 2007 de administratie van belanghebbende over het jaar 2006 in beslaggenomen. Met toestemming van de Officier van Justitie heeft de Inspecteur de in beslaggenomen administratie onderworpen aan een onderzoek voor de loonbelasting over het jaar 2006. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is het vermoeden ontstaan dat over het jaar 2006 opzettelijk onjuiste loonaangiften ten name van belanghebbende zijn ingediend bij de Belastingdienst.
Op grond van het daartoe strekkende besluit in het Tripartiete Overleg van 27 april 2007 is, onder leiding van de Officier van Justitie, door de FIOD-ECD een strafrechtelijk onderzoek ingesteld jegens onder meer belanghebbende en haar bestuurder, naar het door belanghebbende opzettelijk onjuist of onvolledig doen van loonaangiften over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een proces-verbaal van 5 juli 2007.
Naar aanleiding van voormeld strafrechtelijk onderzoek is over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 aan belanghebbende de in geschil zijnde naheffingsaanslag, met dagtekening 29 januari 2008, opgelegd. Het aanslagbiljet is per gewone post verzonden naar belanghebbendes vestigingsadres te [Z].
[D] is in de periode juni 2007 tot en met april 2009 gedetineerd geweest.
Wegens het uitblijven van betaling op onderhavige naheffingsaanslag is met dagtekening 13 februari 2008 een aanmaning aan belanghebbende gezonden. Op 5 maart 2008 is per post een dwangbevel betekend. Deze stukken heeft de Belastingdienst niet retour ontvangen.
Op 9 november 2009 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden tussen de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur in verband met het bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag loonheffing over de jaren 2003 tot en met 2005. Tijdens dit hoorgesprek heeft de Inspecteur de gemachtigde erop gewezen dat geen bezwaarschrift is ingediend tegen de naheffingsaanslag loonheffing 2006 en heeft de Inspecteur een overzicht van de samenstelling van laatstgenoemde naheffingsaanslag aan de gemachtigde overhandigd.
Belanghebbende heeft bij brief van 3 december 2009, ontvangen door de Inspecteur op 4 december 2009, bezwaar gemaakt tegen de onderhavige naheffingsaanslag loonheffing over het jaar 2006. De Inspecteur heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 18 maart 2014, nummer AWB 13/5607, geoordeeld dat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ingediend en dat van een verschoonbare termijnoverschrijding geen sprake is. De Rechtbank heeft het ingestelde beroep dan ook ongegrond verklaard.
3 Geschil
In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij de verzending van het aanslagbiljet naar haar vestigingsadres niet betwist. Wel acht belanghebbende de termijnoverschrijding verschoonbaar. Belanghebbende concludeert daarom tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, en tot ontvankelijkverklaring van het bezwaar. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Indien belanghebbende in het gelijk zou worden gesteld, dringen partijen aan op terugwijzing naar de Inspecteur voor een inhoudelijke behandeling van het geschil.