Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:20, 14/00053, 14/00054 en 14/00055

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:20, 14/00053, 14/00054 en 14/00055

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 januari 2015
Datum publicatie
16 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:20
Formele relaties
Zaaknummer
14/00053, 14/00054 en 14/00055

Inhoudsindicatie

Wet BPM. Bezwaar door importeur tegen door kentkenhouders zelf voldane bpm. Ontvankelijkheid. Vergoeding immateriële schade. Geen vergoeding voor personen die geen rechtsmiddelen kunnen aanwenden.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 14/00053 t/m 14/00055

uitspraakdatum: 6 januari 2015

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: appellant)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 24 december 2013, nummers AWB 12/5712, AWB 12/5713 en AWB 12/5714, in het geding tussen appellant en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Ter zake van de registratie van drie personenauto’s in het kentekenregister is door de kentekenhouders van de auto’s belasting van personenauto’s en motorrijwielen voldaan.

1.2.

Daartegen zijn door appellant bezwaarschriften ingediend. Bij uitspraken op bezwaar is appellant door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard in de bezwaren.

1.3.

De door appellant tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroepen zijn door rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) ongegrond verklaard.

1.4.

Appellant heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschriften ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoren, naast voormelde stukken, voorts de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.

1.6.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 27 november 2014 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: appellant, diens gemachtigde [A], bijgestaan door [B] alsmede, namens de Inspecteur, mr. [C] en [D].

1.7.

De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.

1.8.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Feiten

2.1.

Appellant drijft een onderneming. De ondernemingsactiviteiten bestaan onder meer uit het importeren van (gebruikte) auto’s ten behoeve van opdrachtgevers.

2.2.

Appellant heeft ter zake van drie ingevoerde auto’s aanvragen voor de opgave van een kenteken gedaan. Voorts heeft hij voor die auto’s aangiften voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) gedaan in verband met de registratie van die auto’s in het Nederlandse kentekenregister. De bpm is door de kentekenhouders zelf aan de Belastingdienst betaald.

2.3.

Tegen deze voldoeningen heeft appellant – op zijn naam – bezwaarschriften ingediend bij de Inspecteur. Er zijn door appellant geen volmachten van de kentekenhouders overgelegd, waaruit blijkt dat appellant gerechtigd is namens de kentekenhouders bezwaar in te stellen. De kentekenhouders hebben zelf bij de Inspecteur geen bezwaar aangetekend tegen de betaling van de bpm.

2.4.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant volgens de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), niet gerechtigd is bezwaar in te stellen.

2.5.

Tegen die uitspraken heeft appellant beroep ingesteld. De behandeling van de onderhavige zaken in bezwaar en beroep heeft langer geduurd dan twee jaren.

2.6.

De Rechtbank heeft het geschil ten gunste van de Inspecteur beslist. De Rechtbank heeft appellant geen vergoeding toegekend voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur de onderwerpelijke bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en of appellant recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Appellant beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend. De Inspecteur beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken van de Inspecteur, tot vergoeding van immateriële schade en tot terugwijzing van de zaken naar de Inspecteur.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing