Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2042, 14/00610

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2042, 14/00610

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 maart 2015
Datum publicatie
27 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:2042
Zaaknummer
14/00610

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling vrijstaande villa. Gemeente slaagt in bewijslast.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00610

uitspraakdatum: 17 maart 2015

Uitspraak van de vierde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Ede (hierna: de heffingsambtenaar)

en het incidentele hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 mei 2014, nummer AWB 13/6473, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 3 te [Z], per waardepeildatum 1 januari 2012 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 1.071.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2013 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 1.132,04.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 20 mei 2014 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de beschikking verminderd tot € 1.040.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

1.4

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbende beantwoord.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] (hierna: [A]), als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] (hierna: [B]) namens de heffingsambtenaar.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar en bewoner van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een vrijstaande villa met een inhoud van 705 m3 met een parkeerkelder (inhoud 287 m3), een souterrain (inhoud 361 m3), een wellnessruimte, een berging en een zwembad. De onroerende zaak is gelegen op een perceel van 2995 m2.

2.2

Op 14 mei 2012 heeft belanghebbende de onroerende zaak verkregen door middel van ruil met zijn woning aan de [b-straat] 96 te [Z] en bijbetaling van het waardeverschil. In het kadaster is vermeld dat de koopsom van de onroerende zaak € 1.100.000 bedraagt. Bij de ruil hebben belanghebbende en de verkoper aan de [b-straat] 96 een waarde toegekend van € 456.000. Belanghebbende heeft € 644.000 bijbetaald.

2.3

De onroerende zaak heeft 293 dagen te koop gestaan voor een vraagprijs van € 1.395.000. De [b-straat] 96 heeft te koop gestaan voor een vraagprijs van € 534.000.

2.4

Namens belanghebbende heeft [A] een taxatierapport opgesteld waarin hij de onroerende zaak heeft getaxeerd op € 875.000.

2.5

In hoger beroep heeft de heffingsambtenaar een taxatierapport overgelegd van twee taxateurs, [C] en [B], die de onroerende zaak hebben getaxeerd op € 1.075.000.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak voor de Wet WOZ op de waardepeildatum te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de heffingsambtenaar beantwoordt deze ontkennend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben partijen ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3

De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep.

3.4

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en vermindering van de vastgestelde waarde tot € 875.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing