Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2215, 14/00425

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2215, 14/00425

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 maart 2015
Datum publicatie
3 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:2215
Zaaknummer
14/00425

Inhoudsindicatie

Schenkbelasting. Ontvankelijkheid bezwaar. Termijnoverschrijding. Verschoonbaar?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00425

uitspraakdatum: 24 maart 2015

Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 maart 2014, nummer AWB 13/4793, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor ‘s-Hertogenbosch (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Met dagtekening 30 oktober 2012 is aan belanghebbende een aanslag schenkbelasting opgelegd van € 1.297.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende, gedagtekend 14 februari 2013, door de Inspecteur ontvangen op 26 februari 2013, heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 25 juni 2013 het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 20 maart 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] (belanghebbendes echtgenoot), als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Op 1 augustus 2011 heeft de moeder van belanghebbende, [C], aan belanghebbende € 18.000 geschonken. Hiervan is op 6 maart 2012 aangifte schenkbelasting gedaan.

2.2

Belanghebbende, geboren [in] 1975, was op het moment van de schenking 35 jaar.

2.3

Het in het jaar 2011 geldende artikel 33, aanhef en onderdeel 5, Successiewet 1956 bepaalde dat gebruik kon worden gemaakt van een vrijstelling van € 5.030 dan wel een eenmalig verhoogde vrijstelling van € 24.144 voor een schenking van ouders aan kinderen die ouder zijn dan 18 jaar maar de leeftijd van 35 jaar nog niet hebben bereikt.

2.4

Met dagtekening 30 oktober 2012 is aan belanghebbende een aanslag schenkbelasting opgelegd van € 1.297 ((€ 18.000 -/- € 5.030) x 10%).

2.5

Op het aanslagbiljet staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

Bezwaar maken

Deze aanslag is gebaseerd op artikel 11 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. U kunt bezwaar maken tegen deze aanslag. Uw bezwaarschrift moet dan op 11 december 2012 binnen zijn bij uw belastingkantoor. Als u uw bezwaarschrift per post verstuurt, dan moet u dit uiterlijk op 11 december 2012 ter post bezorgen en mag het niet later dan een week na …”

2.6

Via de media werd belanghebbende in kennis gesteld van een op handen zijnde verruiming van de eenmalige verhoogde vrijstelling van schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen tot de leeftijd van 40 jaar, ingaande vanaf 1 januari 2013, waarvoor zij meende in aanmerking te komen.

2.7

In dat verband heeft belanghebbende vóór 11 december 2012 telefonisch contact opgenomen met een medewerker van de Belastingtelefoon. In dat gesprek heeft belanghebbende, aldus de verklaring afgelegd ter zitting van het Hof, aan de medewerker van de Belastingtelefoon de vraag voorgelegd wat zij met de aan haar opgelegde aanslag moest doen gelet op de op handen zijnde nieuwe regelgeving. De medewerker van de Belastingtelefoon zou hierop aan belanghebbende hebben meegedeeld dat zij, nu omtrent de nieuwe regeling nog niets bekend was, deze regeling moest afwachten en dat zij dan opnieuw contact diende op te nemen met de Belastingdienst. Belanghebbende heeft tijdens het gesprek geen vragen gesteld omtrent het maken van bezwaar tegen de aan haar opgelegde aanslag. Naar aanleiding van de door de medewerker van de Belastingtelefoon verkregen inlichtingen heeft belanghebbende de nieuwe regelgeving afgewacht alvorens bezwaar tegen de aanslag te maken.

2.8

Na ontvangst van de aanmaning tot betaling van de verschuldigde schenkbelasting, heeft belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de aanslag. Het bezwaarschrift is gedagtekend 14 februari 2013.

2.9

Het bezwaarschrift is door de Inspecteur ontvangen op 26 februari 2013.

2.10

Bij uitspraak op bezwaar van 25 juni 2013 heeft de Inspecteur het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

2.11

Het hiertegen ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 20 maart 2014 ongegrond verklaard.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de Inspecteur.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij ten onrechte niet in haar bezwaar is ontvangen en voert daartoe aan dat de medewerker van de Belastingtelefoon ondubbelzinnig aan haar heeft meegedeeld dat zij de nieuwe regelgeving diende af te wachten. De medewerker van de Belastingtelefoon heeft belanghebbende niet gewezen op de omstandigheid dat zij actie diende te ondernemen, naar het Hof begrijpt, bezwaar had dienen te maken tegen de reeds opgelegde aanslag, waardoor de niet tijdigheid van het bezwaar haar niet is aan te rekenen.

3.3

De Inspecteur stelt zich daarentegen op het standpunt dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard is in haar bezwaar nu het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden leiden naar de mening van de Inspecteur niet tot een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur, tot ontvankelijkverklaring van het bezwaar en tot terugwijzing van de zaak naar de Inspecteur voor inhoudelijke behandeling.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing