Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2220, 14/00480

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2220, 14/00480

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 maart 2015
Datum publicatie
3 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:2220
Zaaknummer
14/00480

Inhoudsindicatie

Wet woz. Waardevaststelling twee-onder-een-kap-woning. Gemeente slaagt in bewijslast.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00480

uitspraakdatum: 24 maart 2015

Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 4 april 2014, nummer AWB 13/2680, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 51 te [Z], per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld op € 307.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2013 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 371,47 (hierna: de aanslag).

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken op bezwaar in beroep gekomen. De rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 4 april 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 8 februari 2015, ter griffie van het Hof ontvangen op 9 februari 2015, een nader stuk met bijlagen overgelegd. Een afschrift hiervan is op 9 februari 2015 aan de heffingsambtenaar doorgezonden.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [A], als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] RMT (taxateur), alsmede mr. [C], namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [D] (taxateur).

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van een onroerende zaak gelegen aan de [a-straat] 51 te [Z] (hierna: de onroerende zaak).

2.2

De onroerende zaak betreft een in het jaar 1995 gebouwde geschakelde twee-onder-één-kap-woning met aanbouw en een garage/berging, tuin, erf en ondergrond. De woning heeft een inhoud van 405 m³. De aanbouw heeft een inhoud van 47 m³. De garage/berging heeft een inhoud van 50 m³. Het tot de onroerende zaak behorende perceel heeft een oppervlakte van 230 m².

2.3

Bij beschikking van 28 februari 2013 heeft de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het kalenderjaar 2013, vastgesteld op € 307.000.

2.4

In opdracht van belanghebbende heeft [B] RMT (hierna: [B]), werkzaam voor [E], op 27 mei 2013 een taxatie van de onroerende zaak uitgevoerd en op 28 mei 2013 een taxatierapport opgemaakt. Volgens dit taxatierapport bedroeg de waarde op waardepeildatum 1 januari 2012 € 293.000. Ter onderbouwing van voornoemde waarde heeft [B] drie referentieobjecten gebruikt, te weten: [a-straat] 31, [b-straat] 62 en [c-straat] 79 alle gelegen te [Z].

2.5

Naar aanleiding van daartegen namens belanghebbende ingediende bezwaar, heeft de heffingsambtenaar, nadat hij belanghebbende op diens verzoek heeft gehoord, de vastgestelde waarde van de onroerende zaak (en de aanslag) bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 8 oktober 2013 gehandhaafd.

2.6

Het hiertegen door belanghebbende ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 4 april 2014 ongegrond verklaard.

2.7

In hoger beroep heeft belanghebbende een op 26 maart 2014 opgesteld taxatierapport van [B] overgelegd waarbij [B] de onroerende zaak naar waardepeildatum 1 januari 2012 heeft getaxeerd op een waarde van € 296.000.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2012 te hoog heeft vastgesteld.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en wijst daarbij op het door hem in hoger beroep ingebrachte taxatierapport van [B]. Als grieven voert belanghebbende aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening houdt met de grote verschillen tussen de onroerende zaak en de referentieobjecten met name wat betreft ligging en luxe. Voorts voert belanghebbende aan dat de heffingsambtenaar voor het kalenderjaar 2014 (met waardepeildatum 1 januari 2013) tot een veel lagere waarde vaststelling van de onroerende zaak komt, namelijk € 270.000 en dat hiermee rekening moet worden gehouden bij de waardebepaling voor het onderhavige kalenderjaar 2013.

3.3

De heffingsambtenaar beantwoordt de vraag ontkennend. Hij verwijst daartoe naar een door [F] op 27 februari 2014 opgemaakt taxatierapport van de onroerende zaak. Voorts stelt de heffingsambtenaar zich op het standpunt dat elk WOZ-tijdvak op zichzelf staat en geen acht moet worden geslagen op voordien of nadien vastgestelde WOZ-waarden aangezien daarbij wordt uitgegaan van andere waardepeildata dan in het onderhavige kalenderjaar.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de heffingsambtenaar, en tot vermindering van de bij beschikking vastgestelde waarde van de onroerende zaak tot € 296.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag. Voorts verzoekt belanghebbende om de heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing