Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2322, 14/00602
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2322, 14/00602
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 31 maart 2015
- Datum publicatie
- 3 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:2322
- Zaaknummer
- 14/00602
Inhoudsindicatie
In geschil is of bij de aanslagregeling het tarief op de juiste wijze is toegepast. Voorts is in geschil of de Inspecteur schadeplichtig is wegens de onjuiste aanduiding van belanghebbende als alleenstaande.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/00602
uitspraakdatum: 31 maart 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 juni 2014, nummer AWB LEE 13/2885, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.634 Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 37.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 19 juni 2014 ongegrond verklaard en het door belanghebbende bij zijn beroep gedane verzoek om toekenning van schadevergoeding afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2015 te Leeuwarden. Daarbij is verschenen en gehoord mr. [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [B]. Belanghebbende is niet ter zitting verschenen. In zijn aan het Hof gerichte brief van 2 februari 2015 heeft hij laten weten niet bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zullen zijn. Hij heeft daarbij niet om uitstel van de behandeling gevraagd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1945 en is gehuwd.
Belanghebbende heeft op 16 februari 2011 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.914. Hierbij heeft belanghebbende de volgende inkomsten aangegeven:
- Uitkering uit hoofde van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen € 9.078 (WIA-uitkering)
- Uitkering uit hoofde van de Algemene ouderdomswet € 11.486 (AOW-uitkering)
Belanghebbende heeft op deze inkomsten een bedrag van € 1.650 als uitgaven voor specifieke zorgkosten in aftrek gebracht.
Met dagtekening 7 februari 2013 heeft de Inspecteur de onderhavige aanslag opgelegd. Hierbij heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning voor het onderhavige jaar met € 4.720 verhoogd tot een bedrag van € 23.634. De correctie betreft de volgende inkomsten:
- Afkoop stichting bedrijfstak pensioenfonds voor de houthandel € 3.744
- Afkoop stichting bedrijfstak pensioenfonds voor het schoonmaak-
en glazenwassersbedrijf € 976
Bij het opleggen van de aanslag heeft de Inspecteur de premie volksverzekeringen vastgesteld op € 4.540 (het premie-inkomen € 23.634 * 19,21%). De inkomstenbelasting over het belastbare inkomen uit werk en woning van € 23.634 is vastgesteld op € 1.003. Deze is als volgt berekend:
- Eerste schijf: 2,3% van € 18.218 € 419
- Tweede schijf: 10,8% van € 5.416 € 584
Belanghebbende heeft bij brief van 9 maart 2013, ontvangen door de Inspecteur op 12 maart 2013, bezwaar aangetekend tegen de onderhavige aanslag. Belanghebbende heeft afgezien van de mogelijkheid om te worden gehoord.
Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.
In een bijlage bij het verweerschrift in eerste aanleg heeft de Inspecteur een berekening gemaakt van de bij belanghebbendes in 2010 genoten inkomsten uit werk en woning te heffen premie volksverzekeringen en inkomstenbelasting. In die bijlage is opgenomen: ”Uw persoonlijke situatie: Alleenstaand”.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of bij de aanslagregeling het tarief op de juiste wijze is toegepast. Voorts is in geschil of de Inspecteur schadeplichtig is wegens de onjuiste aanduiding van belanghebbende als alleenstaande. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend; de Inspecteur is een tegengestelde opvatting toegedaan.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat tariefsdifferentiatie moet worden toegepast, aldus dat op de AOW-uitkering het lage tarief wordt toegepast, op de afkoopsommen van pensioenen een bijzonder tarief en op de WIA-uitkering het normale tarief. Voorts stelt hij dat de Inspecteur hem en zijn echtgenote, door hem als alleenstaand aan te duiden, heeft beledigd. Bovendien zou de Inspecteur in zijn bij het Hof ingediende conclusie van dupliek in strijd met de waarheid hebben gemeld dat een gesprek tussen belanghebbende en een medewerkster van de Belastingdienst niets heeft opgeleverd. De Inspecteur is gehouden de door belanghebbende uit het voorgaande geleden schade te vergoeden.
De Inspecteur heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vermindering van de aanslag, alsmede tot veroordeling van de Inspecteur tot betaling van € 6.920 ten titel van schadevergoeding.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.