Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2565, 14/00623 en 14/00624
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2565, 14/00623 en 14/00624
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 31 maart 2015
- Datum publicatie
- 10 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:2565
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:317, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/00623 en 14/00624
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Aftrekbare onderhoudsverplichtingen? Advocaatkosten.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 14/00623 en 14/00624
uitspraakdatum: 31 maart 2015
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 juni 2014, nummers AWB 08/5030 en AWB 10/2488, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Enschede (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van € 52.726. Daarbij is voorts een beschikking heffingsrente vastgesteld.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Hangende het beroep heeft de Inspecteur het verzamelinkomen ambtshalve verminderd tot nihil. De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig aangepast . De Rechtbank heeft het beroep - met nummer AWB 08/5030 - ongegrond verklaard.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van € 36.335. Daarbij is een beschikking heffingsrente vastgesteld.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag verminderd tot een aanslag, berekend naar een verzamelinkomen van € 32.268. De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig aangepast.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep - met nummer 10/2488 - ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Tot de stukken van het geding behoren voorts de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 19 februari 2015 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B], bijgestaan door mr. [C].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is tot [....] 2004 gehuwd geweest met [D] (hierna: de ex-echtgenote). Op die datum is het huwelijk ontbonden. In het echtscheidingsconvenant, dat belanghebbende en de ex-echtgenote op 18 november 2003 hebben ondertekend, is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
“1b (…) Ook de waarde van de levensverzekeringen en koopsompolissen zullen alsdan bij helfte worden verdeeld tussen partijen.
(…)
4. De levensverzekeringen en koopsompolissen voornoemd zullen alle aan de man worden toebedeeld resp. voor zijn rekening en risico worden voortgezet, onder de last van verrekening.”
De ex-echtgenote heeft belanghebbende doen dagvaarden voor de civiele rechter met als eis onmiddellijke verrekening en uitbetaling van de levensverzekeringen en koopsompolissen (hierna: de koopsompolissen). Belanghebbende heeft ter verdediging van zijn belangen in de civiele procedure een advocaat ingeschakeld. De advocaat, mr. [E], heeft aan belanghebbende voor zijn in 2005 verrichte werkzaamheden in 2005 facturen verzonden ten bedrage van in totaal € 5.008 en in 2006 een factuur van € 2.257. Op 23 november 2005 hebben belanghebbende en de ex-echtgenote ter beslechting van het geschil een vaststellingsovereenkomst gesloten. Belanghebbende heeft uit dien hoofde een bedrag van € 47.853 aan de ex-echtgenote betaald.
Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV 2005 en 2006 delen van het in 2.2 genoemde bedrag van € 47.853 als onderhoudsverplichting in aftrek gebracht, namelijk € 7.492 in 2005 en € 35.243 in 2006. Daarnaast heeft hij de advocaatkosten als onderhoudsverplichting in aftrek gebracht ten bedrage van € 5.008 in 2005 en € 2.257 in 2006. De Inspecteur heeft aftrek van deze bedragen als onderhoudsverplichtingen bij het vaststellen van de aanslagen niet geaccepteerd.
De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2005 ongegrond verklaard. Belanghebbende is daartegen in beroep gegaan. Hangende het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2005, heeft de Inspecteur alsnog ambtshalve het bedrag van € 47.853 als onderhoudsverplichting in aftrek toegestaan. Hij heeft het verzamelinkomen IB/PVV 2005 daarom op 21 juli 2010 ambtshalve verminderd tot nihil en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig aangepast. De aftrek van advocaatkosten is niet geaccepteerd door de Inspecteur.
De Inspecteur heeft in de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag IB/PVV 2006 alsnog de aftrek ter zake van de verrekening van de koopsompolissen in aanmerking genomen. Het bezwaar tegen de correctie van de advocaatkosten heeft de Inspecteur ongegrond verklaard. Belanghebbende is daartegen in beroep gegaan.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de advocaatkosten niet in aftrek op het inkomen van belanghebbende kunnen worden gebracht en heeft de beroepen inzake IB/PVV 2005 en 2006 ongegrond verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de advocaatkosten in aftrek op het inkomen uit werk en woning van belanghebbende kunnen worden gebracht. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Partijen zijn ter zitting van het Hof overeengekomen dat, voor het geval het Hof oordeelt dat de advocaatkosten aftrekbaar zijn, deze in het geheel (€ 7.265) op het verzamelinkomen van 2006 in mindering moeten komen. Dit vanwege het feit dat de Inspecteur het verzamelinkomen in 2005 reeds heeft verminderd tot nihil (zie 2.4). Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2006.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.