Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-04-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2849, 13/01157

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-04-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2849, 13/01157

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 april 2015
Datum publicatie
24 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:2849
Zaaknummer
13/01157

Inhoudsindicatie

In geschil is of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 13/01157

uitspraakdatum: 21 april 2015

Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 oktober 2013, nummer AWB LEE 12/3121, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Franekeradeel (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de periode van 24 juni 2012 tot en met 18 augustus 2012 een aanslag in het liggeld opgelegd ten bedrage van € 1.755.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (thans: de rechtbank Noord-Nederland; hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 oktober 2013 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de aanslag verminderd tot € 1.484.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de heffingsambtenaar, [A].

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.8

Vervolgens heeft tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.

1.9

Een tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn wederom belanghebbende en de heffingsambtenaar verschenen en gehoord.

1.10

Ook van het verhandelde op deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat eveneens aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende was in 2012 schipper op de "[B]", een driemaster. In juni 2012 was het schip in slechte staat. [In] 2012 voer belanghebbende met het schip met oververhitte motor van [C] naar [Z]. Op een zeker moment kon hij niet verder varen en heeft hij het schip, aangezien hij niet in het midden van het kanaal kon ankeren, het riet in gevaren. De provincie Fryslân heeft belanghebbende vervolgens bevolen om naar de dichtstbijzijnde aanlegplaats te verstrekken. Het schip is daarop naar de dichtstbijzijnde aanlegplaats gesleept, aan de [a-straat] te [C].

2.2

De aanlegplaats aan de [a-straat] waar het schip daarna is blijven liggen, is gelegen binnen de gemeente Franekeradeel.

2.3

Op 18 augustus 2012 had belanghebbende de meest dringende reparaties afgerond en is hij met het schip van de aanlegplaats vertrokken.

2.4

Met dagtekening 5 oktober 2012 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag in het liggeld opgelegd voor de periode van 24 juni 2012 tot en met 18 augustus 2012, voor een bedrag van € 1.755. De heffingsambtenaar heeft in eerste aanleg een nadere berekening van het liggeld gemaakt, waarbij hij tot de conclusie kwam dat dit nader diende te worden vastgesteld op € 1.484.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij de ligplaats niet uit vrije wil heeft ingenomen, op grond waarvan de aanslag niet had behoren te worden opgelegd. Hij was er niet op voorhand op gewezen dat liggeld geheven zou worden voor het aanleggen op de plek waarheen het schip was versleept. Belanghebbende heeft in hoger beroep nader tevens gesteld dat het schip niet is gelegen binnen de bebouwde kom van [C].

3.3

De heffingsambtenaar neemt het standpunt in dat voor de heffing van liggeld niet van belang is op welke wijze de ligplaats is ingenomen. Belanghebbende is als schipper zelf verantwoordelijk zowel voor de staat van het schip als voor het innemen van een ligplaats. De heffingsambtenaar stelt dat de ingenomen ligplaats is gelegen binnen de bebouwde kom.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in de aan deze uitspraak gehechte processen-verbaal van de beide zittingen.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de aanslag.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing