Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-04-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3199, 14/00640

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-04-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3199, 14/00640

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 april 2015
Datum publicatie
22 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:3199
Zaaknummer
14/00640

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Ontvankelijkheid hoger beroep. Ontoereikende machtiging.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00640

uitspraakdatum: 29 april 2015

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 juni 2014, nummer Awb 13/2713, in het geding tussen

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende) en

de heffingsambtenaar van de gemeente Steenwijkerland (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 44 te [Z], per waardepeildatum 1 januari 2012 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 263.000.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Tegen die uitspraak is een beroepschrift ingediend bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 13 juni 2014 niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Tegen de uitspraak van de Rechtbank is hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens de heffingsambtenaar [A], bijgestaan door [B]. Mr. [C], die namens [D] B.V. het hoger beroepschrift heeft ingediend, is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Hij is door het Hof uitgenodigd per aangetekende brief van 19 februari 2015 gericht aan het laatstelijk bij het Hof bekende adres [b-straat] 5 te [E]. Uit een door de griffier ingesteld onderzoek blijkt dat deze uitnodiging op 20 februari 2015 door PostNL op genoemd adres is afgeleverd en dat daarvoor is getekend.

1.7.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Op 21 november 2013 is een beroepschrift ingediend. De aanhef van dit beroepschrift luidt:

“De heer [X] verder te noemen ‘belanghebbende’, wonende te [Z] aan de [a-straat] 44 ([Z]), te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van [D] B.V. aan het adres [b-straat] 5 [E], welke namens hem bepaaldelijk gevolmachtigd is het beroep in te dienen.”

2.2.

De begeleidende brief bij het beroepschrift bevat de naam ‘[C]’ en is in opdracht (“i.o.”) ondertekend door een derde persoon. Het beroepschrift sluit af met ‘Gemachtigde’ en is eveneens in opdracht (“i.o.”) ondertekend door een derde persoon.

2.3.

Bij het beroepschrift is een machtiging, gedateerd 9 april 2013, gevoegd. Deze machtiging vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“Opdrachtformulier [F].nl

Ondertekening

Hierbij geeft ondergetekende aan volledig rechtsbevoegd te zijn en kennis te hebben genomen van de voorwaarden [F].nl (raadpleegbaar op https://www.[F].nl/algemene-voorwaarden ). Ondergetekende verklaart de voorwaarden gelezen en begrepen te hebben en gaat dan ook akkoord met deze voorwaarden. De in dit aanvraagformulier verstrekte gegevens vormen de basis voor de omschreven opdracht. Verder machtigt ondergetekende [F].nl om voor en namens haar de opdracht in behandeling te nemen en in rechte op te treden. Ondergetekende verzoekt [F].nl dan ook deze opdracht in behandeling te nemen. Ondergetekende is rechtsbevoegd en zal wanneer hij of zij niet rechtsbevoegd is persoonlijk gebonden zijn aan de overeenkomst met [F].nl.

Ondergetekende verzoekt [F].nl deze opdracht in behandeling te nemen. Ondergetekende machtigt [F].nl verder om:

(…)

Mail, stuur of fax het formulier aan ons via één van onderstaande wijze:

[D]

[b-straat] 5

[E]

Fax [.....]

info@[F].nl”

2.4.

De Rechtbank heeft het beroep ter zitting van 17 maart 2014 behandeld. Namens belanghebbende is niemand verschenen.

2.5.

Na sluiting van het onderzoek heeft de Rechtbank geconstateerd dat belanghebbende [F].nl heeft gemachtigd om beroep in te stellen tegen de WOZ-beschikking, maar dat het beroepschrift is ingediend door [D] B.V.

2.6.

De Rechtbank heeft het onderzoek heropend en mr. [C], [D] B.V. bij brief van 23 april 2014 verzocht om een op haar naam gestelde machtiging over te leggen.

2.7.

In reactie hierop heeft mr. [C] namens [D] B.V. aan de Rechtbank bij brief van 28 april 2014 – voor zover hier van belang – het volgende geschreven:

“In de machtiging die wij ter zitting overlegd hebben, staat vermeld dat ik als bestuurder van [D] B.V. tevens handel onder [F].nl. [D] B.V. is de statutaire naam waarvan [F].nl een van de handelsnamen zijn die bij deze B.V. behoren. Op die manier staan wij ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder kvk-nummer: [00000]. Dit is verifieerbaar bij de Kamer van Koophandel. Het gegeven dat [F].nl valt onder de B.V. [D], is bekend bij onze cliënten.”

2.8.

Partijen hebben de Rechtbank vervolgens schriftelijk toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder een nadere zitting. Daarna heeft de Rechtbank het onderzoek bij brief van 20 mei 2014 gesloten en aangekondigd binnen zes weken uitspraak te zullen doen.

2.9.

In haar uitspraak heeft de Rechtbank geoordeeld dat zij niet heeft kunnen vaststellen dat [D] B.V. bevoegd is om belanghebbende in de onderhavige procedure te vertegenwoordigen. De Rechtbank heeft het beroep daarop niet-ontvankelijk verklaard.

2.10.

In hoger beroep is dezelfde machtiging als in beroep, gedateerd 9 april 2013, overgelegd.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is de vraag of de Rechtbank belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in het beroep.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [F].nl een handelsnaam is van [D] B.V. en dat beide bedrijfsnamen op de machtiging zijn vermeld. Daarnaast is dezelfde machtiging volgens belanghebbende bij meerdere rechtbanken gebruikt waarbij de beroepen wel in behandeling zijn genomen.

3.3.

De heffingsambtenaar heeft zich in zijn verweerschrift niet uitgelaten over de ontvankelijkheid van het beroep.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en, naar het Hof begrijpt, tot terugwijzing naar de Rechtbank voor een inhoudelijke behandeling van de zaak.

3.5.

De heffingsambtenaar concludeert, naar het Hof begrijpt, tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing