Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3295, 14/00618
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3295, 14/00618
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 mei 2015
- Datum publicatie
- 22 mei 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:3295
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3088
- Zaaknummer
- 14/00618
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Aftrek ziektekosten. Gemeenschappelijk inkomensbestanddeel? Keuze voor voljaarpartnerschap?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00618
uitspraakdatum: 7 mei 2015
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 juni 2014, nummer AWB 13/7320, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.192. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 197.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 12 juni 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [B].
Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is [in] 2010 gehuwd met [C] (hierna: de echtgenote).
Het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende bedraagt in 2010 € 30.192. Het verzamelinkomen van de echtgenote bedraagt in 2010 € 57.873.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte over 2010 specifieke zorgkosten (hierna: ziektekosten) afgetrokken ten bedrage van € 7.262. Het grootste deel van de ziektekosten heeft betrekking op uitgaven ten behoeve van een Continuous Positive Airway Pressure (hierna: CPAP)-apparaat dat belanghebbende in verband met zijn slaapapneu ondersteuning biedt bij de ademhaling. Belanghebbende is in zijn aangifte ervan uitgegaan, dat hij niet tezamen met de echtgenote aangifte doet en dat er geen gemeenschappelijk inkomensbestanddelen zijn. Hij heeft daarom geen rekening gehouden met het inkomen van de echtgenote bij het bepalen van de hoogte van de drempel en de toepassing van de verhogingsfactor.
De aftrek ziektekosten is als volgt opgebouwd:
Voorgeschreven medicijnen € 162
Hulpmiddelen - 2.840
Vervoerskosten - 129
Genees- en heelkundige hulp - 19
Reiskosten ziekenbezoek - 1.071
Uitgaven ziektekosten vóór toepassing verhoging € 4.221
Verhoging 113% - 3.539
€ 7.760
Af: Drempel - 498
Totaal aftrekbare ziektekosten € 7.262
Tot de stukken van het geding behoort een uitdraai uit het Aanslag Belasting Systeem (hierna: ABS) van de Belastingdienst, waarop is te zien hoe de aangifte van belanghebbende in ABS is geregistreerd. Op de uitdraai is te zien dat in de kolom ‘Aangegeven’ een kruisje staat bij ‘heel belastingjaar gehuwd’. In de kolom ‘Voorvastgesteld’ staat geen kruisje bij ‘heel belastingjaar gehuwd’, maar wel bij ‘deel belastingjaar gehuwd’ en ook bij ‘gehele jaar fiscale partners’.
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag het grootste deel van de kosten van het CPAP-apparaat niet geaccepteerd. Daarnaast heeft de Inspecteur de ziektekosten als gemeenschappelijk inkomensbestanddeel van belanghebbende en de echtgenote aangemerkt. In verband daarmee moet volgens de Inspecteur het inkomen van de echtgenote in de berekening worden meegenomen, wat ertoe leidt dat met een hogere drempel wordt gerekend. Bovendien is de verhoging van 113% dan niet van toepassing. De Inspecteur heeft de aftrek van ziektekosten bij het opleggen van de aanslag op nihil vastgesteld.
Belanghebbende heeft, nadat de aanslag is opgelegd, verklaard dat hij en zijn echtgenote in 2010 geen fiscale partners willen zijn en dat zij ieder afzonderlijk aangifte doen.
Hangende de procedure in beroep zijn partijen het eens geworden over de hoogte van de aftrekbare ziektekosten vóór toepassing van de drempel en een eventuele verhoging, namelijk:
Voorgeschreven medicijnen € 23
Hulpmiddelen - 1.968
Vervoerskosten - 815
Genees- en heelkundige hulp - 140
Ziektekosten € 2.946
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel - inhoudende dat de Inspecteur door de kosten van het CPAP-apparaat in eerdere jaren wel in aftrek te toe te staan het vertrouwen heeft gewekt dat dat in het onderhavige jaar ook het geval zou zijn - niet slaagt.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of de aftrek van ziektekosten terecht is gecorrigeerd. In het bijzonder is in geschil of de ziektekosten als gemeenschappelijk inkomensbestanddeel moeten worden aangemerkt en daarmee of, in verband met de hoogte van de drempel en toepassing van de verhogingsfactor, aftrek kan worden geëffectueerd. Als sprake is van een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel dan is voorts in geschil of het vertrouwensbeginsel behandeling als zodanig in de weg staat.
Belanghebbende is van mening dat de ziektekosten niet als gemeenschappelijk inkomensbestanddeel moeten worden aangemerkt en voorts dat de Inspecteur het vertrouwen heeft gewekt dat belanghebbende de persoonsgebonden aftrek juist heeft berekend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot een vermindering van het belastbare inkomen uit werk en woning tot, naar het Hof begrijpt, € 24.573.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.