Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-05-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3524, 14-00518
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-05-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3524, 14-00518
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 mei 2015
- Datum publicatie
- 22 mei 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:3524
- Zaaknummer
- 14-00518
Inhoudsindicatie
In geschil is of het in de aangifte IB/PVV 2006 vermelde bedrag aan loonheffing mag worden verrekend met de door belanghebbende verschuldigde inkomstenbelasting. Voorts is in geschil of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/00518
uitspraakdatum: 19 mei 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 mei 2014, nummer AWB LEE 13/2772, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.277. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.645. Bij beschikking is een vergrijpboete opgelegd van € 14.194.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de in rekening gebrachte heffingsrente gehandhaafd. Daarnaast heeft hij de boete verminderd tot € 7.309.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 15 mei 2014 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.927, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boete verminderd tot een bedrag van € 7.110.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door [C], [D] en [E].
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft tot 1 juni 2006 een eenmanszaak gedreven onder de naam [F].
Per 1 juni 2006 heeft belanghebbende deze onderneming ruisend ingebracht in [G] B.V. (hierna: de B.V.). De B.V. was een 100 percent dochter van [H] B.V., van welke laatstgenoemde vennootschap belanghebbende de directeur en enig aandeelhouder was.
Belanghebbende is vanaf 1 juni 2006 tot en met 31 mei 2007 in dienstbetrekking bij de B.V. geweest.
Belanghebbende heeft - in zijn hoedanigheid van enig bestuurder van de B.V. - deze niet aangemeld als inhoudingsplichtige voor de heffing van loonbelasting/premies volks- en werknemersverzekeringen. en heeft voorts geen eerstedagsmelding als bedoeld in artikel 28 sub f van de Wet op de loonbelasting 1964 gedaan.
[I] Accountants heeft namens de B.V. op 10 maart 2007 gegevens in het kader van de aangiften loonheffing voor de tijdvakken juni tot en met december 2006 voor belanghebbende en zijn toenmalige werknemer ingevoerd in het zogeheten DAS systeem. Afschriften hiervan werden aan belanghebbende overhandigd ter betaling van de verschuldigde loonheffingen.
Omdat de B.V. niet was aangemeld voor de loonheffing zijn de onder 2.5 genoemde gegevens uit het DAS systeem niet verwerkt door de Inspecteur. De Inspecteur heeft de B.V. evenmin uitgenodigd tot het doen van aangiften daarvoor.
Op de creditzijde van de balans van de B.V. per 31 december 2006 staan onder meer de volgende posten:
Geplaatst aandelenkapitaal € 18.200
Agioreserve € 175.220
Overige reserves € - 12.473
€ 180.947
Belastingen en sociale verzekeringen:
Loonheffing € 28.883
Premies sociale verzekeringen € 16.263
€ 45.146
Op de debetzijde van de balans van de B.V. per 31 december 2006 staan onder meer de volgende posten:
Goodwill € 83.917
Handelsdebiteuren € 146.834
Liquide middelen € 2.801
Op de kolommenbalans van de B.V. per 31 mei 2007 staan onder meer de volgende posten:
Kortlopende schulden:
Afdracht sociale lasten € 17.083
Te betalen loonheffing € 46.082
€ 63.165
De verschuldigde loonheffing over het loon van belanghebbende voor (onder meer) de maanden juni tot en met december 2006 (hierna: de loonheffing) is niet afgedragen.
Bij notariële akte verleden op 18 juni 2007 heeft [H] B.V. de aandelen in de B.V. voor € 1 overgedragen aan Stichting [J] (hierna: de stichting). Van deze stichting was [K] (hierna: [K]) één van de bestuurders. Daarbij heeft belanghebbende nog een bedrag van ruim € 15.000 aan [K] respectievelijk de stichting betaald.
Op 31 juli 2007 is de B.V. wegens gebrek aan baten ontbonden, hetgeen op 29 augustus 2007 aan de Kamer van Koophandel Amsterdam is gemeld.
Op 1 augustus 2007 is de stichting ontbonden.
[K] is op 8 oktober 2007 aangehouden op verdenking van faillissementsfraude en daarvoor op 23 juli 2008 strafrechtelijk veroordeeld.
In het kader van onderzoek naar [K] is de administratie van de B.V. door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst in beslag genomen.
Belanghebbendes aangifte IB/PVV 2006 is door zijn gemachtigde opgemaakt en door de Inspecteur ontvangen op 5 september 2008. In deze aangifte is (naast overige inkomsten) een loon van de B.V. van € 62.038 aangegeven onder verrekening van ingehouden loonheffing van een bedrag van € 28.388.
Met dagtekening 3 december 2010 is aan belanghebbende de aanslag IB/PVV 2006 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit (uitsluitend) werk en woning van € 52.277. Hierbij is een loon van € 35.000 (het opgegeven bruto-inkomen van € 62.038 minus een bedrag van € 27.038) in aanmerking genomen.
De bij deze aanslag opgelegde vergrijpboete is in de uitspraak op bezwaar gematigd tot € 7.309, zijnde 50 percent van € 17.199 (de belasting berekend over een verzamel-inkomen van € 52.277) verminderd met 15 percent wegens te trage afhandeling van het bezwaarschrift. De boete is door de Inspecteur aangekondigd bij brief van 28 september 2010.
In het verweerschrift in eerste aanleg heeft de Inspecteur geschreven dat bij het opleggen van de aanslag niet het gehele bedrag van de gecorrigeerde loonheffing in mindering is gebracht op het brutoloon. In plaats van € 28.388 is slechts een bedrag van € 27.038 gecorrigeerd. Met het verschil van € 1.350 is rekening gehouden door middel van een ambtshalve vermindering, waarbij de vergrijpboete naar evenredigheid is verminderd. De boete is met een bedrag van € 199 verminderd tot € 7.110.
Op 18 juni 2007 bedroegen de kortlopende schulden van de B.V. € 184.113.
Belanghebbende heeft in de jaren 2007, 2008 en 2009 nog tot een totaalbedrag van € 34.331,45 aan schuldeisers van de voormalige eenmanszaak betaald.
Belanghebbende noch zijn gemachtigde heeft voorafgaand aan of ten tijde van het invullen en het indienen van de aangifte loonheffing navraag gedaan of, en zo ja tot welk bedrag, [K] de verschuldigde loonheffing zoals deze op de overdrachtsbalans was vermeld heeft voldaan. Ook heeft belanghebbende geen navraag gedaan of de debiteuren van de B.V. na de aandelenverkoop hun schuld aan de B.V. hebben voldaan.
Na de in 2.9 vermelde aandelenverkoop is belanghebbende via [F] B.V., een vennootschap waarvan belanghebbende directeur en enig aandeelhouder is, een nieuwe onderneming gestart. De activiteiten van [F] B.V. zijn vergelijkbaar met welke de B.V. voorheen heeft uitgeoefend. [F] B.V. heeft van de B.V. - voorafgaand aan de aandelenverkoop in de B.V. - de voorraden en automatiseringssystemen overgenomen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of het in de aangifte IB/PVV 2006 vermelde bedrag aan loonheffing mag worden verrekend met de door belanghebbende verschuldigde inkomstenbelasting. Voorts is in geschil of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend; de Inspecteur beantwoordt beide vragen in tegenovergestelde zin.
Belanghebbende heeft – zakelijk weergegeven – zich op het standpunt gesteld dat de B.V. wel degelijk aangifte voor de loonheffing heeft gedaan. De gegevens zijn in het zogenoemde DAS-systeem ingevoerd. Langs die weg is, aldus belanghebbende, wel degelijk aangifte gedaan. Ook in de jaarrekening is het bedrag aan loonheffing vermeld en is de loonheffing op die wijze afgezonderd. Voorts heeft de Belastingdienst de B.V. niet in het bestand van inhoudingsplichtigen opgenomen, noch contact met hem en/of de B.V. opgenomen. De bewijslast dat belanghebbende geen recht had op verrekening van de loonheffing met de inkomstenbelasting rust, anders dan de Rechtbank heeft geoordeeld, op de Inspecteur. Er was ten tijde van de aandelenoverdracht aan [K] c.s. voldoende werkkapitaal om de verschuldigde loonheffing te voldoen. De Inspecteur heeft nagelaten te onderzoeken of de debiteuren van de B.V. hebben betaald. Er moeten zeker inbare vorderingen op debiteuren zijn geweest. De administratie van de B.V. staat belanghebbende niet meer ter beschikking. De FIOD/ECD heeft die afgegeven aan de advocaat van [K]. Voor het geven van een boetebeschikking zijn geen gronden aanwezig. Belanghebbende heeft een door [K] aangereikt formulier ondertekend, met behulp waarvan [K] de loonheffing zou voldoen. Dat formulier is afkomstig van de Belastingdienst. Ten tijde van het doen van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2006 had hij niet de wetenschap dat de loonheffing niet was voldaan. Op grond van de feiten kan hem geen (voorwaardelijk) opzet worden verweten.
De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd bestreden.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, en tot vermindering van de aanslag naar een met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.038 met verrekening van een bedrag van € 28.388 aan loonheffing, en tot vernietiging van de boetebeschikking.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.