Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-05-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3532, 14-01007

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-05-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3532, 14-01007

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 mei 2015
Datum publicatie
22 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:3532
Formele relaties
Zaaknummer
14-01007

Inhoudsindicatie

In geschil is of de Inspecteur het verzamelinkomen bij zijn uitspraak op het juiste bedrag heeft vastgesteld.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 14/01007

uitspraakdatum: 19 mei 2015

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 augustus 2014, nummer AWB 14/1015, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van € 91.246 en een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Bij beschikking is een bedrag van € 91.246 aan ondernemingsverlies verrekend.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het verzamelinkomen nader vastgesteld op € 82.950 en het belastbare inkomen uit werk en woning wederom op nihil gesteld. Bij beschikking is een bedrag van € 82.950 aan ondernemingsverlies verrekend.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 12 augustus 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur.

1.7

De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 aangifte in de IB/PVV gedaan naar een verzamelinkomen van € 91.246. Dit verzamelinkomen bestaat uit:

Winst uit onderneming (volgens eigen aangifte)

€ 91.491

Af: stakingsaftrek

€ 3.630

Af: MKB-winstvrijstelling

€ 10.544

Belastbare winst uit onderneming

€ 77.317

Bij: inkomsten uit vroegere arbeid

€ 13.291

Bij: inkomsten uit vroegere arbeid

€ 638

Verzamelinkomen

€ 91.246

2.2

De aan belanghebbende opgelegde aanslag in de IB/PVV voor 2011 is als volgt vastgesteld:

Inkomen uit werk en woning

€ 91.246

Af: te verrekenen verliezen

€ 91.246

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 0

Daarbij is de stand van de nog te verrekenen verliezen per 31 december 2011 als volgt berekend:

Stand nog te verrekenen verliezen per

31 december 2010

€ 124.795

Af: inkomen uit werk en woning 2011/dit jaar verrekend

Stand nog te verrekenen verliezen per

€ 91.246

31 december 2011

€ 33.549

2.3

Bij uitspraak op bezwaar van 24 januari 2014 heeft de Inspecteur het verzamelinkomen berekend op € 82.950. Het nog te verrekenen ondernemingsverlies per 31 december 2011 is door de Inspecteur vastgesteld op € 41.845.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de Inspecteur het verzamelinkomen bij zijn uitspraak op het juiste bedrag heeft vastgesteld, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het verzamelinkomen dient te worden vastgesteld na verliesverrekening. Voorts stelt belanghebbende dat de Rechtbank de feiten onjuist heeft vastgesteld doordat zij uitgaat van een verzamelinkomen van € 91.426.

3.3

De Inspecteur stelt dat hij, door de verliesverrekening uitsluitend in aanmerking te nemen bij de bepaling van het belastbare inkomen uit werk en woning en het verzamelinkomen te bepalen zonder toepassing van verliesverrekening, de aanslag heeft vastgesteld overeenkomstig de wettelijke regeling dienaangaande. Bij de aanslagregeling is het door belanghebbende aangegeven bedrag van € 91.246 gevolgd.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vaststelling van het verzamelinkomen op nihil.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing