Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4052, 14-01130
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4052, 14-01130
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 2 juni 2015
- Datum publicatie
- 10 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:4052
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3341, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 14-01130
Inhoudsindicatie
In geschil is of belanghebbende een bedrag ad € 122.000 ten laste mag brengen van zijn belastbare inkomen uit werk en woning op grond van artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Tussen partijen is niet in geschil dat de door belanghebbende ontvangen kapitaalsuitkering belast is.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 14/01130
uitspraakdatum: 2 juni 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z], Oostenrijk (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 september 2014, nummer LEE 13/1677, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 254.913. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 6.390. Bij beschikking is een revisierente berekend ten bedrage van € 24.423.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 16 september 2014 gegrond verklaard voor zover het de beschikking revisierente betreft, de uitspraak van de Inspecteur in zoverre vernietigd, de beschikking revisierente vernietigd, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, het beroep overigens ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en de Inspecteur opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft geen doorgang gevonden. Partijen hebben aangegeven niet te zullen verschijnen.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in 2009 een bedrag van € 122.115 ontvangen uit hoofde van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule.
Belanghebbende was in 2009 directeur-(middellijk) enig aandeelhouder van [A] B.V. (hierna: de BV).
Belanghebbende had in 2009 een schuld in rekening-courant aan de BV.
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar bedragen gestort op de bankrekening van de BV van in totaal € 122.000, te weten stortingen van € 27.500, € 50.000, € 15.000 en € 29.500. Op de desbetreffende bankafschriften staat als omschrijving bij de stortingen vermeld “[B].” respectievelijk “[B] terugbetaling”.
De BV is in 2011 gefailleerd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende een bedrag ad € 122.000 ten laste mag brengen van zijn belastbare inkomen uit werk en woning op grond van artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Tussen partijen is niet in geschil dat de door belanghebbende ontvangen kapitaalsuitkering belast is.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en vermindering van de bestreden aanslag.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.