Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4336, 14-00603

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4336, 14-00603

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 juni 2015
Datum publicatie
19 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:4336
Zaaknummer
14-00603

Inhoudsindicatie

In geschil is of het van A N.V. ontvangen bedrag, is genoten in 2011, zoals de Inspecteur stelt, of in 2012, zoals belanghebbende stelt.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 14/00603

uitspraakdatum: 16 juni 2015

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 mei 2014, nummer AWB 13/2912, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.737 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.522. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van € 27 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 13 mei 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Belanghebbende heeft medegedeeld door ziekte niet tijdens de mondelinge behandeling van 7 mei 2015 te kunnen verschijnen en heeft daarbij niet om uitstel verzocht. De Inspecteur heeft – naar aanleiding van dit bericht dat hem door tussenkomst van de griffier is meegedeeld - in reactie daarop telefonisch meegedeeld evenmin ter zitting te zullen verschijnen.

2 De vaststaande feiten

2.1

Op 19 maart 2012 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV 2011 ingediend. Aan inkomen uit vroegere dienstbetrekking heeft belanghebbende een totaal bedrag van € 30.069 aangegeven met ingehouden loonheffing van € 3.070.

2.2

Bij brief van 31 oktober 2012 heeft de Inspecteur op basis van door uitkeringsinstantie [A] N.V. verstrekte loongegevens, een afwijking op de aangifte aangekondigd. Bij de aanslagregeling is de Inspecteur afgeweken van de aangifte en heeft hij het door belanghebbende van uitkeringsinstantie [A] N.V. ontvangen bedrag van € 4.332 aan het belastbare inkomen uit werk en woning toegevoegd onder verrekening van een bedrag van € 655 aan loonheffing.

2.3

Tot de gedingstukken behoort een rekeningafschrift van de bankrekening van belanghebbende. Het afschrift geeft het volgende weer:

Boekdatum

(rente datum)

02-01

Omschrijving

(…)

[00000]

[A]

BETALINGS PERIODE 12

Bedrag af (debet)

Bedrag bij (credit)

3.678,20

2.4

Tot de gedingstukken behoort tevens de ter zitting van de Rechtbank overgelegde pleitnota van de Inspecteur met een opsomming van de handelingen betreffende het van [A] N.V. ontvangen bedrag:

Uit (indirect) van [A] N.V. verkregen informatie komt het volgende naar voren:

Het gaat om een polis met het nummer [00001]. De einddatum van de verzekering was 21 december 2011. Belanghebbende heeft het verzoek tot afkoop op 15 november 2011 getekend. [A] N.V. heeft dit verzoek – inclusief polis, kopie ID etc. – op 22 november 2011 ontvangen. De afdeling expiraties heeft op 8 december 2011 aan de afdeling uitkeringen de opdracht gegeven om de betaling te verrichten. Laatstgenoemde afdeling heeft dit verzoek op 29 december 2011 in behandeling genomen, waarna de daadwerkelijke betaling begin 2012 heeft plaatsgevonden.

2.5

Belanghebbende heeft in de bezwaarfase, te weten in zijn brief van 2 mei 2013 verzocht om te worden gehoord. Op 13 juni 2013 heeft een medewerker van de Belastingdienst telefonisch contact met belanghebbende gehad en hem onder meer de keuze voorgelegd de uitkering in 2011 dan wel 2012 te belasten en zijn keuze vóór 19 juli 2013 mee te delen. Op 18 juli 2013 heeft belanghebbende daarop schriftelijk gereageerd en vragen aan de voormelde medewerker van de Belastingdienst gesteld. Deze heeft daarop bij brief van 20 augustus 2013 geantwoord. Op 10 september 2013 is door dezelfde ambtenaar opnieuw telefonisch contact opgenomen met belanghebbende. Belanghebbende heeft in dat gesprek aangegeven niet akkoord te gaan met belastingheffing over de uitkering in het jaar 2011 en geen schriftelijke verklaring te willen geven waarin hij akkoord gaat met belastingheffing in het jaar 2012. Daarop is belanghebbende in het telefoongesprek meegedeeld dat het bezwaar zal worden afgewezen en dat hij desgewenst in beroep bij de Rechtbank kan gaan.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of het van [A] N.V. ontvangen bedrag, is genoten in 2011, zoals de Inspecteur stelt, of in 2012, zoals belanghebbende stelt.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.929 en een te verrekenen bedrag aan loonheffing van € 3.171.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing