Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4342, 13-01109
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4342, 13-01109
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 juni 2015
- Datum publicatie
- 19 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:4342
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:372
- Zaaknummer
- 13-01109
Inhoudsindicatie
In geschil is het antwoord op de vraag of de hiervoor – onder 2.3 - bedoelde boekwinst van € 1.832.550 met toepassing van artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) tot de belastbare winst van het jaar 2007 moet worden gerekend. Tegen de opgelegde verzuimboete zijn geen grieven gericht.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 13/01109
uitspraakdatum: 16 juni 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 oktober 2013, nummer AWB LEE 11/1145, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.850.902. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 62.138. Tevens is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 113.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden, thans de Rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 oktober 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A], als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. [B], alsmede mr. [C], namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [D] en [E] R.A. Tegelijk met de zaak van belanghebbende zijn de zaken behandeld met zaaknummers 13/01107, 13/01108 en 13/01135.
Partijen hebben een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is opgericht [in] 1991 onder de naam [F] B.V. Enig aandeelhouder van belanghebbende was tot 28 augustus 2007 [G] B.V. [H], aandeelhouder van [G] B.V., was tot 27 augustus 2007 indirect zelfstandig bevoegd bestuurder van belanghebbende. Belanghebbende en haar aandeelhouder vormden samen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.
Belanghebbende had onroerende zaken (oude onroerende zaken), bestaande uit een bedrijfspand te [I] en enkele woon/winkelpanden te [J], [K], [L] en [M], in (economische) eigendom en verhuurde deze panden binnen het eigen concernverband.
Op 29 januari 2007 is de fiscale eenheid (2.1) op verzoek van belanghebbende verbroken. Na de verbreking van de fiscale eenheid zijn de oude onroerende zaken in februari 2007 aan de heer [H] in privé verkocht en overgedragen. Bij deze overdracht is door belanghebbende een boekwinst gerealiseerd van € 1.832.550. Na de overdracht heeft een dividenduitkering aan [G] B.V. plaatsgevonden van € 2.707.565.
Op 24 augustus 2007 sluit belanghebbende een (obligatoire) koopovereenkomst met respectievelijk [N] B.V. en [O] B.V. waarbij zij onroerende zaken (nieuwe onroerende zaken) te [P], [Q] en [R] heeft aangekocht. De totale aankoopprijs van deze nieuwe onroerende zaken bedraagt € 2.905.000. De levering van de nieuwe onroerende zaken door [O] B.V. en [N] B.V. aan belanghebbende heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2007 om respectievelijk 14.20 uur en 14.22 uur.
Op 27 augustus 2007 sluit [G] B.V., moedermaatschappij van belanghebbende, een (obligatoire) koopovereenkomst, waarbij zij alle aandelen in belanghebbende heeft verkocht aan [S] B.V.
Op 28 augustus 2007 om 14.17 uur zijn de aandelen in belanghebbende door [G] B.V. geleverd aan [S] B.V.
Op 13 september 2007 heeft een statutenwijziging plaatsgevonden en sindsdien draagt belanghebbende de naam [X] B.V.
Belanghebbende heeft bij de hiervoor – onder 2.3 tot en met 2.7 – bedoelde transacties gebruik gemaakt van de bemiddelingsdiensten van mr. [B], die optrad namens [T] B.V., een vennootschap die zich op internet afficheert als “een onderneming die voornamelijk speciale fiscale adviezen faciliteert en in specifieke gevallen ook zelf uitvoert, met als doel het realiseren van substantiële belastingbesparing dan wel het verkrijgen van extra eigen vermogen.(…) [T] B.V. houdt zich met name bezig met vennootschappen met herinvesteringsreserve, willekeurige afschrijving, milieu-investeringen en second opinions.(...)”. [T] B.V. krijgt voor haar dienstverlening een percentage van de belastingbesparing.
Over het jaar 2007 heeft belanghebbende aangifte Vpb gedaan naar een belastbare winst van negatief € 79.361. In deze aangifte heeft belanghebbende de onder punt 2.3 bedoelde boekwinst van € 1.832.550 afgeboekt op de aanschaffingskosten van de nieuwe onroerende zaken.
Bij brief van 20 september 2010 meldt de Inspecteur aan belanghebbende dat hij de ingediende aangifte Vpb 2007 als volgt zal corrigeren:
€
Belastbare winst volgens aangifte -79.361
Bij:
huuropbrengst 21.029
rentebaten 58.478
boekwinst verkooppand 1.832.550
niet aftrekbare advieskosten aankoop aandelen 25.000
1.857.696
af: overige bedrijfskosten 6.794
Vastgestelde belastbare winst 1.850.902
Met dagtekening 16 oktober 2010 is de aanslag Vpb 2007, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.850.902, opgelegd. Belanghebbende heeft bij brief van 6 oktober 2010 bezwaar gemaakt tegen de aanslag Vpb 2007. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de opgelegde aanslag Vpb 2007, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of de hiervoor – onder 2.3 - bedoelde boekwinst van € 1.832.550 met toepassing van artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) tot de belastbare winst van het jaar 2007 moet worden gerekend. Tegen de opgelegde verzuimboete zijn geen grieven gericht.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de bestreden aanslag tot een geheven naar een belastbaar bedrag van € 18.352.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.