Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4612, 14-00614
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4612, 14-00614
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 juni 2015
- Datum publicatie
- 29 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:4612
- Zaaknummer
- 14-00614
Inhoudsindicatie
In geschil is of het bedrag aan rechtskundige kosten als (negatief) resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking moet worden genomen, zoals belanghebbende stelt en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/00614
uitspraakdatum: 24 juni 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 juni 2014, nummer AWB 13/2809, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een definitieve aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.372 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 21.535.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 juni 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft deze bij conclusie van dupliek beantwoord.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [B].
Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is in het jaar 2005 aangesteld als penningmeester door de kerkenraad van de [C] te [Z] (hierna: de kerkenraad). Na eerste kennisname van de administratie heeft hij een of meer kritische vragen gesteld over hetgeen hij heeft aangetroffen. Direct daaropvolgend is een geschil ontstaan tussen belanghebbende en de kerkenraad. Zonder dat hij zijn werkzaamheden (verder) feitelijk heeft uitgevoerd is hij ontheven uit zijn functie.
Het verbreken van de relatie is niet in goede harmonie gegaan. Belanghebbende voelde zich in eer en goede naam aangetast.
Bij de aanstelling als penningmeester heeft belanghebbende van de kerkenraad noch van de commissie van beheer een geldelijke vergoeding voor zijn werkzaamheden bedongen. Ook is een dergelijke vergoeding hem niet eenzijdig toegezegd.
De voorganger van belanghebbende heeft als penningmeester geen beloning voor die werkzaamheden ontvangen.
Belanghebbende heeft kosten van rechtskundige bijstand gemaakt tot een bedrag van € 3.426 in het kader van de kerkelijke procedure in directe relatie met 2.2 hiervoor. Dat bedrag heeft hij in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 als gift opgevoerd.
De Inspecteur heeft een nadere voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2009 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.732 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 21.535, waarbij de gift niet in aftrek is toegelaten. Gelijktijdig is een beschikking heffingsrente gegeven naar een te betalen bedrag van € 112. De definitieve aanslag IB/PVV 2009 is overeenkomstig vastgesteld.
Belanghebbende heeft in bezwaar het standpunt ingenomen dat het bedrag van € 3.426 aangemerkt dient als aftrekbare kosten onder de bron “resultaat uit overige werkzaamheden” betreffende zijn activiteiten als penningmeester.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of het bedrag aan rechtskundige kosten als (negatief) resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking moet worden genomen, zoals belanghebbende stelt en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.946 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 21.535.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.