Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4789, 14/00605 en 14/00606

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4789, 14/00605 en 14/00606

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 juni 2015
Datum publicatie
31 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:4789
Formele relaties
Zaaknummer
14/00605 en 14/00606

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Premieheffing. Inwoner van Nederland geniet overheidspensioen uit Australië. Behoort dit pensioen tot het premie-inkomen?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 14/00605 en 14/00606

uitspraakdatum: 30 juni 2015

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 mei 2014, nummers AWB 13/5001 en AWB 13/5002, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (IB/PVV) en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd naar een belastbaar inkomen dan wel bijdrage-inkomen van € 20.002. Daarbij is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen en de beschikking gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 22 mei 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd waaronder de door de gemachtigde van belanghebbende ter nader te noemen zitting van het Hof voorgedragen pleitnota.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mrs. [A] en [B] als zijn gemachtigden, alsmede [C] namens de Inspecteur, bijgestaan door [D].

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is geboren [in] 1947 en woonde in 2009 gedurende het gehele jaar in Nederland. Hij heeft zowel de Nederlandse als de Australische nationaliteit.

2.2

Belanghebbende ontving in 2009 uitsluitend een pensioen uit Australië dat hij heeft opgebouwd in overheidsdienst. Ter zake daarvan heeft belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 een bedrag aangegeven van € 20.002.

2.3

De Sociale Verzekeringsbank heeft belanghebbende op zijn verzoek in 2007 vrijstelling verleend voor de verzekeringsplicht op grond van de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet en de Algemene Kinderbijslagwet. Voor de verzekeringsplicht op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: de AWBZ) is geen vrijstelling verleend.

2.4

Bij het vaststellen van de onderhavige aanslagen heeft de Inspecteur de aangifte gevolgd en het belastbare inkomen uit werk en woning, het premie-inkomen als bedoeld in artikel 8 van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) en het bijdrage-inkomen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) vastgesteld op € 20.002. Voor het gehele bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting is een aftrek verleend ter voorkoming van dubbele belastingheffing. Na aftrek van een gecombineerde heffingskorting van € 869 bedraagt de aanslag IB/PVV € 1.561 welk bedrag geheel bestaat uit verschuldigde premie AWBZ. De opgelegde aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw bedraagt € 960.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil zijn de aanslagen IB/PVV en Zvw. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het door belanghebbende genoten Australische pensioen behoort tot het premie-inkomen respectievelijk het bijdrage-inkomen.

3.2

Belanghebbende stelt zich, met een beroep op tussen Nederland en Australië gesloten verdragen ter voorkoming van dubbele belasting en op het gebied van de sociale zekerheid, op het standpunt dat het Australische pensioen niet tot het premie-inkomen dan wel het bijdrage-inkomen kan worden gerekend dan wel, zo verstaat het Hof belanghebbendes meer subsidiair ingenomen standpunt, op gronden van redelijkheid en billijkheid daartoe niet behoren te worden gerekend.

3.3

De Inspecteur verdedigt dat de door belanghebbende genoemde verdragen in het onderhavige geval niet van toepassing zijn. Gelet op de geldende regelgeving zijn het premie-inkomen en het bijdrage-inkomen juist vastgesteld.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur, tot vermindering van de aanslag IB/PVV tot nihil en tot vernietiging van de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing