Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:519, 200.148.793-01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:519, 200.148.793-01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 januari 2015
- Datum publicatie
- 30 januari 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:519
- Zaaknummer
- 200.148.793-01
Inhoudsindicatie
“KB Luxzaak. Staat vordert in kort geding – kort gezegd – nakoming, op straffe van verbeurte van een dwangsom, door appellanten van een op hen rustende informatieplicht betreffende rekeningen bij KB Luxbank en andere buitenlandse
rekeningen. Vordering (geclausuleerd) toegewezen voor wat betreft KB Luxbank en afgewezen voor wat betreft andere buitenlandse rekeningen, nu onvoldoende aannemelijk is dat appellanten over dergelijke rekeningen beschikken/ hebben beschikt.
Verweer van appellanten dat de Inspecteur, en niet de Staat, deze vordering dient in te stellen verworpen.”
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.148.793/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/143586 / KG ZA 13-278)
arrest in kort geding van de eerste kamer van 27 januari 2015
in de zaak van
1 [appellant 1],
wonende te [woonplaats],
hierna: [appellant 1],
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
hierna: [appellant 2],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. S. Bharatsingh, kantoorhoudend te Hilversum, die ook heeft gepleit,
tegen
De Staat der Nederlanden, Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Belastingdienst,
gevestigd te 's-Gravenhage,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: de Staat,
advocaat: mr. W.I. Wisman, kantoorhoudend te 's-Gravenhage, die ook heeft gepleit.
1 Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis in kort geding van 15 november 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (hierna: de voorzieningenrechter).
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 26 november 2013 tegen de zitting van 10 juni 2014,
- de exploten van anticipatie tegen de zitting van 13 mei 2014,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties)
- het gehouden pleidooi waarbij pleitnotities zijn overgelegd en door de Staat een akte houdende overlegging producties is genomen.
Na afloop van het pleidooi heeft het hof arrest bepaald.
De vordering van [appellanten] luidt:
"(…) het vonnis van 15 november 2013 door de Rechtbank Noord-Nederland, Afdeling privaatrecht, zittingsplaats Groningen onder zaak-/rolnummer C/ 18 / 143586 / KG ZA 13-278 gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende primair geïntimeerde wegens het ontbreken van een spoedeisend belang niet ontvankelijk te verklarend dan wel subsidiair bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van geïntimeerde, destijds eiser af te wijzen en geïntimeerde tee veroordelen in de kosten van beide instanties."