Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:488, 14/00294
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:488, 14/00294
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 januari 2015
- Datum publicatie
- 30 januari 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:537
- Zaaknummer
- 14/00294
Inhoudsindicatie
In geschil is de vraag of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2012 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 14/00294
uitspraakdatum: 27 januari 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Leek (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 11 februari 2014, nummer AWB LEE 13/2156, in het geding tussen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 32 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013, vastgesteld op € 399.000.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de waardebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De Rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 11 februari 2014 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de vastgestelde waarde verminderd tot € 350.000, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de gemeente Leek het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de heffingsambtenaar [A], bijgestaan door [B], taxateur, alsmede belanghebbende.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
2. De onroerende zaak betreft een vrijstaande woning uit 1978, met een berging en een dubbele garage. De oppervlakte van het perceel is circa 12.390 m². Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de vraag of de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2012 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
De heffingsambtenaar beantwoordt voormelde vraag ontkennend en hij stelt dat hij aan de op hem rustende bewijslast van de waarde heeft voldaan. Naar zijn mening heeft de Rechtbank ten onrechte geoordeeld dat bij de vaststelling van de waarde onvoldoende rekening is gehouden met wateroverlast en stankoverlast en de waarde schattenderwijs vastgesteld op € 350.000. De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar en bevestiging van de bij beschikking vastgestelde waarde van € 399.000.
Belanghebbende beantwoordt de onder 3.1 vermelde vraag bevestigend. Belanghebbende heeft in eerste aanleg een door hem opgesteld rapport op basis van gegevens van het KNMI over de windrichting en –snelheid in 2012 overgelegd. In hoger beroep heeft belanghebbende een overzicht van door hem opgenomen grondwaterstanden overgelegd. Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Partijen hebben voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en door hen is verklaard ter zitting.