Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-07-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5742, 14/00940, 14/00941, 14/00942 en 14/00943

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-07-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5742, 14/00940, 14/00941, 14/00942 en 14/00943

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 juli 2015
Datum publicatie
14 augustus 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:5742
Zaaknummer
14/00940, 14/00941, 14/00942 en 14/00943

Inhoudsindicatie

Afvalstoffenheffing. Ontvankelijkheid bezwaar. Verzoek ambtshalve vermindering.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 14/00940 t/m 14/00943

uitspraakdatum: 28 juli 2015

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 juli 2014, nummers UTR 13/3491, 13/3672, 13/3673 en 13/3675, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 aanslagen afvalstoffenheffing opgelegd.

1.2

Bij een brief van 24 maart 2013 heeft belanghebbende verzocht om restitutie van de door hem voor de belastingjaren 2007, 2008, 2009 en 2010 aan afvalstoffenheffing betaalde bedragen.

1.3

De heffingsambtenaar heeft belanghebbendes bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 18 juni 2013 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de wettelijke termijn van zes weken.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft zich bij uitspraak van 24 juli 2014 onbevoegd verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door mr. [A] (hierna: [A] ), alsmede [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door mr. [C] .

1.8

Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende woont in een dienstwoning aan de [a-straat] 6 te [Z] . Met betrekking tot dit perceel bestaat een inzamelplicht voor de gemeente Lelystad voor huishoudelijke afvalstoffen krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer (hierna: Wmb).

2.2

Naar aanleiding van een door belanghebbende gemaakt bezwaar tegen de aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2013, waarin hij stelt dat de gemeente niet voldoet aan haar inzamelplicht, heeft de heffingsambtenaar de onherroepelijk vaststaande aanslagen afvalstoffenheffing voor de jaren 2011, 2012 en 2013 ambtshalve verminderd tot nihil.

2.3

Naar aanleiding van deze vermindering heeft belanghebbende de heffingsambtenaar ter zake van de onherroepelijk vaststaande aanslagen afvalstoffenheffing voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 een brief van 24 maart 2013 toegezonden waarin onder meer het volgende is vermeld.

“(…).

Ik heb van u een vermindering van de gemeentelijke belastingen ontvangen over de jaren 2011, 2012 en 2013. Hiervoor mijn dank.

Graag zou ik aanvullende informatie van u ontvangen over de afvalstoffenheffing voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010.

Deze zijn door mij betaald, en uit uw schrijven heb ik opgemaakt dat deze heffing in mijn geval als “onterecht” is aangemerkt.

Graag zou ik voor deze jaren op dezelfde gronden door u ontheffing worden verleend.

(…).”

2.4

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 juni 2013 belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar wegens overschrijding van de wettelijke termijn van zes weken. De heffingsambtenaar heeft ter zake van belanghebbendes verzoek van 24 maart 2013 daaraan het volgende toegevoegd:

“Uw verzoek merk ik aan als bezwaarschrift en heb ik ongegrond verklaard.

Op 27 maart 2013 heb ik van u een brief mogen ontvangen waarin u stelt dat u een vermindering heeft ontvangen voor de jaren 2011, 2012 en 2013. U vraagt aanvullende informatie over de reeds betaalde afvalstoffenheffing over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010.

Standpunt van de gemeente:

Volgens de beleidsregels inzake ambtshalve vermindering van gemeentelijke belastingen geldt dat Gevallen waarin ambtshalve vermindering, teruggaaf, ontheffing of vrijstelling voor gemeentelijke belastingen wordt verleend zijn:

1. Indien wegens het te laat indienen van een bezwaarschrift of om andere redenen van formele aard de reclamant niet ontvankelijk is in zijn bezwaar, verleent de teamleider Geo-informatie en Belastingen van de afdeling Dienstverlening bij dezelfde uitspreek waarin de niet ontvankelijkheid wordt uitgesproken, ambtshalve vermindering, teruggaaf, ontheffing of vrijstelling waarvoor de reclamant naar het oordeel van voornoemd hoofd redelijkerwijs in aanmerking komt.

2. In andere gevallen dan die welke zijn genoemd in het eerste lid verleent de teamleider ambtshalve de vermindering, teruggaaf, ontheffing of vrijstelling waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt indien:

a. De belanghebbende een verzoekschrift hiertoe indient ;of

b. Enig feit noopt tot de conclusie dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

Uitzonderingen:

3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid vindt geen toepassing indien ten tijde van het ontvangen bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel op het tijdstip waarop het in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde feit ter kennis van het hoofd komt, drie jaren of meer zijn verstreken sedert de dagtekening van het aanslagbiljet/beschikking waarop het bezwaarschrift/ verzoekschrift betrekking heeft.

Op grond van het bovenstaande blijven de aanslagen voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 gehandhaafd.

Mocht u van mening zijn dat ik u ten onrechte niet ontvankelijk heb verklaard dan kunt u, binnen zes weken na de dagtekening van deze uitspraak hiertegen beroep instellen bij de rechtbank (…).

(…)”

2.5

De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 24 juli 2014 geoordeeld dat de heffingsambtenaar belanghebbendes brief van 24 maart 2013 ten onrechte heeft opgevat als een bezwaarschrift en dat de heffingsambtenaar het verzoek had moeten opvatten als een verzoek tot ambtshalve vermindering van de opgelegde en reeds betaalde aanslagen afvalstoffenheffing. Voorts heeft de Rechtbank geoordeeld dat belanghebbende niet is benadeeld doordat de Inspecteur het verzoek als bezwaar heeft behandeld. Vervolgens heeft de Rechtbank overwogen dat een beslissing om een aanslag op basis van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) ambtshalve al dan niet te verminderen niet een voor bezwaar vatbare beslissing als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onder b, van de AWR is, zodat daartegen geen bezwaar en beroep openstaat. De Rechtbank heeft zich om die reden onbevoegd verklaard.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbendes verzoek om vermindering van de aanslagen afvalstoffenheffing voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 op de juiste wijze door de heffingsambtenaar en de Rechtbank is afgedaan.

3.2

De heffingsambtenaar neemt het standpunt in dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in bezwaar is verklaard en voor het overige dat de gemeente in de onderhavige jaren heeft voldaan aan haar inzamelplicht, zodat er geen grond is voor een ambtshalve te verlenen vermindering van de aanslagen.

3.3

Belanghebbende neemt het standpunt in dat de gemeente niet heeft voldaan aan haar inzamelplicht, zodat hij recht heeft op restitutie van de door hem betaalde bedragen aan afvalstoffenheffing voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert naar het Hof begrijpt tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot teruggave van de door belanghebbende voor de jaren 2007 tot en met 2010 betaalde bedragen aan afvalstoffenheffing. Voorts vordert belanghebbende de wettelijke rente over de te restitueren en reeds gerestitueerde bedragen aan afvalstoffenheffing en een vergoeding van de kosten voor de resterende periode van een vijfjarig contract met een vuilnisophaaldienst.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing