Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-07-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5743, 14/01044
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-07-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5743, 14/01044
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 juli 2015
- Datum publicatie
- 14 augustus 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:5743
- Zaaknummer
- 14/01044
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Onderhoudsverplichting? Afkoop alimentatie?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/01044
uitspraakdatum: 28 juli 2015
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 augustus 2014, nummer AWB 14/1166, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.097 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.299. Tevens is een bedrag van € 302 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 19 augustus 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde [A] , alsmede [B] namens de Inspecteur.
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is op 8 september 1997 onder het maken van huwelijkse voorwaarden gehuwd met [C] (hierna: ex-echtgenote), uit welk huwelijk twee kinderen zijn geboren.
Belanghebbende en zijn ex-echtgenote zijn eind 2006 duurzaam gescheiden gaan leven. Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van 4 juni 2009 is de echtscheiding uitgesproken.
Belanghebbende en zijn ex-echtgenote hebben getracht in onderling overleg, en met de hulp van een echtscheidingsbemiddelaar, tot overeenstemming te komen over de financiële afwikkeling van de echtscheiding. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid.
Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van 5 januari 2010 heeft de rechtbank een aantal oordelen gegeven met betrekking tot de wijze van afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen. Zakelijk weergegeven en samengevat heeft de rechtbank in de beschikking van 5 januari 2010 de volgende beslissingen gegeven:
- -
-
De man dient € 117.500 aan de vrouw te voldoen in verband met de overwaarde van de echtelijke woning;
- -
-
De vrouw dient aan de man € 5.833 te voldoen in verband met het negatief saldo op de gezamenlijke bankrekeningen;
- -
-
De vrouw komt € 1.105 toe in verband met de polis bij [D] , de afkoopwaarde van de polis bij [E] moet nog door de man worden opgevraagd;
- -
-
De schade-uitkering en schenkingen van de vrouw hoeven niet verrekend te worden. Wel is de rente over de schade-uitkering aan te merken als inkomsten uit overgespaard vermogen die verrekend dienen te worden. De vrouw is gevraagd daarvan een opgave te verstrekken;
- -
-
Het vermogen van [F] BV, [G] BV (inclusief rekening courant) en [G] VOF blijven buiten het te verrekenen vermogen;
- -
-
De man kan in beginsel nog aanspraak maken op verrekening van de kosten van de huishouding, indien vast zou staan dat de vrouw naar evenredigheid van haar inkomen dan wel vermogen te weinig heeft bijgedragen in deze kosten. De man heeft zijn verzoek tot verrekening echter onvoldoende onderbouwd. De door de man gehanteerde methode van vermogensvergelijking kan niet worden gevolgd. De rechtbank ziet geen reden de man nader in de gelegenheid te stellen zijn standpunt alsnog te onderbouwen.
Op 7 januari 2010 heeft de advocaat van belanghebbende aan de advocaat van de ex-echtgenote geschreven dat, mede op basis van de polis van [E] en een schatting van de te verrekenen rente, uit de beschikking van 5 januari 2010 voortvloeit dat belanghebbende een bedrag van € 109.831 aan zijn ex-echtgenote moet betalen. Daar stelt de advocaat van belanghebbende tegenover dat hij – zo nodig in hoger beroep – alsnog een onderbouwing wil geven van de te verrekenen kosten van de huishouding en hij vraagt de advocaat van de ex-echtgenote of het alsnog mogelijk is de zaak in der minne op te lossen.
Op 27 januari 2010 hebben belanghebbende en zijn ex-echtgenote overeenstemming bereikt over de definitieve afwikkeling van de echtscheiding. In de overeenkomst is het volgende opgenomen:
“(…)
-
[De man] betaalt met betrekking tot de totale afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden een bedrag ad € 80.000 aan [de vrouw]. Dit bedrag zal uiterlijk op 12-2-2010 aan [de vrouw] zijn overgemaakt.
-
De woning en de hypotheek zullen zonder nadere verrekening aan [de man] worden toegescheiden. [De vrouw] zal de woning uiterlijk op 10-5-2010 verlaten of per 15-7-2010 tegen 150,- vergoeding per week.
-
Het prive vermogen van [de vrouw] zal niet hoeven te worden verrekend (alsmede rente).
-
De door partijen opgebouwde pensioenen en lijfrenteverzekeringen zullen niet worden verrekend dan wel verevend.
-
De gezamenlijke bankrekeningen alsmede [E] + [D] tegoeden zullen zonder nadere verrekening aan [de man] worden toegescheiden.
-
Voor de niet genoemde goederen geldt dat ieder der partijen zonder nadere verrekening en/of verevening houdt hetgeen op zijn/haar naam staat dan wel bij hem/haar in bezit is, zie aangehechte lijst.
-
[De vrouw] stemt in met een nihilstelling van de partneralimentatie met daaraan gekoppeld een niet wijzigingsbeding onder de ontbindende voorwaarde dat voornoemd bedrag binnen genoemde termijn zal zijn voldaan.
-
Nadat uitvoering is gegeven aan het voorgaande verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting terzake de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, de verdeling van de beperkte gemeenschappen en de wet VP.
-
Indien het genoemde bedrag ad € 80.000 niet uiterlijk op 12-2-2010 aan [de vrouw] is voldaan, dan zal deze overeenkomst zijn vervallen. Deze overeenkomst kan niet worden ontbonden of gewijzigd.
-
De te ontvangen kinderbijslag voor beide kinderen zullen aan [de vrouw] worden toegescheiden.”
Belanghebbende heeft op 11 februari 2010 € 80.000 overgemaakt naar de bankrekening van de ex-echtgenote.
De rechtbank Arnhem heeft bij beschikking van 4 maart 2010 de door belanghebbende en de ex-echtgenote gemaakte afspraken vastgelegd.
Belanghebbende heeft de betaling van € 80.000 in zijn aangifte IB/PVV 2010 verwerkt als uitgave voor onderhoudsverplichtingen. De Inspecteur heeft deze aftrek niet toegestaan en bij de aanslagregeling gecorrigeerd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de betaling van € 80.000 als persoonsgebonden aftrek (uitgave voor onderhoudsverplichtingen) in aanmerking moet worden genomen.
Belanghebbende beantwoordt voornoemde vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, en tot vaststelling van de aanslag en beschikking heffingsrente overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.