Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-08-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5800, 14/01148
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-08-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5800, 14/01148
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 augustus 2015
- Datum publicatie
- 21 augustus 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:5800
- Zaaknummer
- 14/01148
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Reisaftrek. Vertrouwensbeginsel. Bewust standpunt in voorgaand jaar.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
Nummer 14/01148
uitspraakdatum: 4 augustus 2015
Uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 september 2014, nummer AWB 14/1591, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Apeldoorn (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.021. Voorts is bij beschikking € 18 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de belastingaanslag en beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 30 september 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2015 te Arnhem. Namens de Inspecteur is verschenen mr. [A] . Belanghebbende is, met voorafgaande kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is in loondienst werkzaam in de zorgsector. Zij verzorgt dementerenden die gedurende 24 uur per dag zorg behoeven. Dit heeft tot gevolg dat belanghebbende ook ’s avonds en ’s nachts haar woon-werkverkeer aflegt. Belanghebbende maakt voor het woon-werkverkeer geen gebruik van het openbaar vervoer, maar van haar eigen auto. Belanghebbende heeft in haar aangiften voor 2008 en 2011 bedragen aan reisaftrek opgevoerd.
De Inspecteur heeft de reisaftrek in 2008, na voorafgaande briefwisseling met belanghebbende daarover, gecorrigeerd. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar aangetekend. De Inspecteur heeft in de uitspraak op bezwaar, zonder nadere motivering, de reisaftrek alsnog geaccepteerd.
In het kader van de aanslagregeling over 2011 heeft [B] , werkzaam bij de Belastingdienst/kantoor Eindhoven, in een brief van 16 oktober 2013 het volgende geschreven:
“In uw reactie heeft u aangegeven dat de Belastingdienst over belastingjaar 2008 uw bezwaar tegen de correctie Reiskostenaftrek heeft toegewezen. Dit opgewekt vertrouwen is echter komen te vervallen doordat u per 1 februari 2011 van werkgever bent verandert. Ik heb dan ook besloten de aftrek maar voor 1 maand toe te kennen. Daarbij heb ik rekening gehouden met de reiskostenvergoeding die u van uw werkgever heeft ontvangen.”
Belanghebbende heeft de reisaftrek voor 2011 berekend op € 915. De Inspecteur heeft de reisaftrek voor de eerste maand van 2011 (zie 2.3) berekend op € 50. De correctie bedraagt derhalve € 865. In de beroeps- en hogerberoepsfase heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat voor het jaar 2011 in het geheel geen sprake is van gewekt vertrouwen en dat de aftrek voor de eerste maand van 2011 slechts om pragmatische redenen is verleend.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat omdat belanghebbende geen gebruik maakt van het openbaar vervoer voor haar werk, zij niet voldoet aan de eisen die de wet stelt aan reisaftrek. Van gewekt vertrouwen is volgens de Rechtbank geen sprake. Het beroep is ongegrond verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op reisaftrek boven het in aanmerking genomen bedrag. Belanghebbende stelt dat ze daarop recht heeft in het kader van een redelijke wetstoepassing, dan wel vanwege door de Inspecteur gewekt vertrouwen. De Inspecteur is van mening dat belanghebbende geen recht heeft op reisaftrek boven het in aanmerking genomen bedrag.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot een aanslag IB/PVV 2011 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.156.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.