Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:634, 14/00412

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:634, 14/00412

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 januari 2015
Datum publicatie
6 februari 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:634
Zaaknummer
14/00412

Inhoudsindicatie

Wet woz. Waarde woning niet te hoog vastgesteld door gemeente.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00412

uitspraakdatum: 27 januari 2015

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 maart 2014, nummer AWB 13/2542 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Deventer (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 19 te [Z] voor het kalenderjaar 2013 – naar de waardepeildatum 1 januari 2012 – vastgesteld op € 270.000. Ook is daarbij een aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) opgelegd.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag OZB gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken van de heffingsambtenaar in beroep gekomen.

Rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 20 maart 2014 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft bij brief van 24 april 2014, ingekomen bij het Hof op 25 april 2014, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2014 te Arnhem. Namens belanghebbende is haar echtgenoot [A] verschenen. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [B], bijgestaan door [C] (taxateur).

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.9

Op 6 januari 2015 zijn van belanghebbende nog stukken ingekomen. Hierop zal het Hof geen acht slaan, nu deze stukken zijn ingediend nà de sluiting van het onderzoek en geen aanleiding geven tot heropening van het onderzoek. Afschriften van deze stukken zijn aan deze uitspraak gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een helft van een dubbele woning en is gebouwd in 1975. De onroerende zaak heeft een inhoud van 485 m³ en is gelegen op een perceel van 302 m².

2.2.

Ter onderbouwing van zijn standpunt omtrent de waarde heeft de heffingsambtenaar in de procedure bij de Rechtbank door [C] (WOZ-taxateur) een taxatierapport laten opstellen. In dit taxatierapport is in matrixvorm een taxatieopbouw van de onroerende zaak en van vergelijkingspanden, alle gelegen in [Z], opgenomen. De taxateur concludeert tot een waarde in het economische verkeer van € 270.000 per waardepeildatum 1 januari 2012. In de matrix is als vergelijkingspand onder andere [a-straat] 43 opgenomen. Deze woning, die op 28 december 2011 is verkocht voor € 270.000, heeft dezelfde inhoud als de onroerende zaak en is gelegen op 295 m². Ter zijde van de woning en de tuin van het [a-straat] 43 zijn, gescheiden door een straat, een drietal woningen gelegen met uitkijk op [a-straat] 43.

2.3

De onroerende zaak is in een hoek van [a-straat] tegenover de woning aan [a-straat] 15 gelegen. Vanuit de woonkamer van de onroerende zaak is er een uitzicht op de zijmuur van [a-straat] 15, waarin zich een tweetal ramen bevindt en is er naar links uitzicht op de straat en het plantsoen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2012.

3.2.

Belanghebbende stelt dat de waarde van de onroerende zaak te hoog is vastgesteld. Naar haar mening is ten onrechte geen rekening gehouden met de waardeverminderende omstandigheden dat de woning aan [a-straat] 15 vanuit de woonkamer een vrij uitzicht belemmert en dat de ramen in de zijmuur van die woning bij belanghebbende een inbreuk op de privacy veroorzaken. Daarnaast stelt belanghebbende dat zowel het vertrouwensbeginsel als het gelijkheidsbeginsel is geschonden.

3.3.

De heffingsambtenaar is van mening dat met de locatieaspecten in voldoende mate rekening is gehouden. Ook is hij van mening dat voormelde beginselen van behoorlijk bestuur niet zijn geschonden.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 240.000.

3.5.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing