Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6569, 13/01144 en 13/01167
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6569, 13/01144 en 13/01167
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 september 2015
- Datum publicatie
- 11 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:6569
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2013:6134, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 13/01144 en 13/01167
Inhoudsindicatie
Partijen houdt voor het jaar 2007 verdeeld of
- de Inspecteur over een nieuwe feit beschikt dat navordering rechtvaardigt;
- de aanschaf van de warmtepomp leidt tot investeringsaftrek in de vorm van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en energie-investeringsaftrek.
De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend, belanghebbende beantwoordt beide vragen in tegenovergestelde zin.
Voor het jaar 2008 houdt partijen verdeeld of
- de warmtepomp tot het ondernemingsvermogen mag worden gerekend zodat de afschrijving in mindering strekt op het belastbare inkomen uit werk en woning.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers 13/01167 en 13/01144
uitspraakdatum: 8 september 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2013, nummers AWB LEE 13/792 en 13/793, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
en
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2013, nummers AWB LEE 13/792 en 13/793, in het geding tegen belanghebbende.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.616. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 1.328.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.725 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.764. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 181.
Op de tegen de voormelde navorderingsaanslagen gerichte bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 10 oktober 2013 inzake het jaar 2007 (kenmerk 13/792) het beroep ongegrond verklaard, en inzake het jaar 2008 (kenmerk 13/793) het beroep gegrond verklaard; de uitspraak op bezwaar vernietigd; de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van € 28.744 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.764 en heeft verstaan dat de Inspecteur de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig aanpast en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit; en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.414 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 44 vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank, kenmerk 13/792, hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft in deze zaak een verweerschrift ingediend.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank, kenmerk 13/793, hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft in deze zaak een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [A] RB, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht. Al hetgeen in de ene zaak is aangevoerd wordt geacht ook te zijn aangevoerd in de andere zaak.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1962.
Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak een onderneming onder de naam ‘ [D] ’. De activiteiten van de onderneming bestaan uit de verkoop en reparatie van computers.
Belanghebbende heeft in 2004 een boerderij met erf en ondergrond gekocht. Hij heeft de boerderij in 2004 ingrijpend verbouwd, zodanig dat het woongedeelte nagenoeg geheel is gesloopt en opnieuw is opgebouwd. Belanghebbende heeft bij die verbouwing met uitzondering van de hal en een slaapkamer, op de benedenverdieping vloerverwarming aangelegd. Deze vloerverwarming verwarmt ook de, in de schuur gesitueerde, werkplaats. In totaal wordt 150 m² door vloerverwarming verwarmd, waarvan de werkplaats 70 m² uitmaakt. Op de bovenverdieping van het woongedeelte zijn radiatoren geïnstalleerd. Vanaf 2004 verwarmt een cv-installatie door middel van vloerverwarming en radiatoren het gehele pand.
Het woongedeelte van de boerderij is tot het privévermogen van belanghebbende gerekend en de werkplaats is tot het ondernemingsvermogen van belanghebbende gerekend.
In 2007 heeft belanghebbende een warmtepompinstallatie aangeschaft. Vanaf 2007 worden de gedeelten van de boerderij die voorzien zijn van vloerverwarming verwarmd door middel van de warmtepomp en worden de overige gedeelten van de boerderij verwarmd door middel van de cv-ketel en de radiatoren.
De cv-installatie en de warmtepomp bevinden zich in de tussen het woongedeelte en de werkplaats gesitueerde bijkeuken.
De warmtepomp met bijbehorende onderdelen bestaat uit de pomp in technische zin en 1.000 meter leidingen welke in de tuin op een diepte van circa 1 tot 1,5 meter zijn ingegraven. Het systeem is bivalent, hetgeen inhoudt dat de pomp samenwerkt met de cv-installatie en het sinds 2004 bestaande vloerverwarmingsysteem. De cv-installatie (ketel en radiatoren) draagt zorg voor verwarming van het woonoppervlakte van de bovenverdieping van het woonhuis. De pomp heeft onvoldoende capaciteit om alle oppervlakten in de woning te verwarmen. De pomp brengt het water tot een temperatuur van 30 graden. De cv-ketel brengt het water tot een temperatuur van tussen de 60 en 80 graden. Technisch is het niet mogelijk het water van de cv-ketel door de vloer te leiden. In strenge winters moet de cv-installatie de gehele woning verwarmen. Ten gevolge van de aanschaf van de warmtepomp is het gasverbruik van 4.500 m3 teruggebracht met 1.000 m3. Het stroomverbruik is in directe relatie met de inzet van de warmtepomp toegenomen.
De verdeling van de oppervlakte, onderverdeeld in zakelijk respectievelijk privé, luidt als volgt:
Zakelijk 250 m2. Daarvan is de oppervlakte van de schuur 180 m2. De werkplaats, hal, wc en technische ruimte (daarin bevindt zich de cv, de wasmachine en de warmtepomp) bedraagt tezamen 70 m2. De werkplaats heeft een oppervlakte van 35 m2.
Het privédeel van de opstallen bedraagt 230 m2. Daarvan is aan het oude woonhuis
66 m2 toe te rekenen. De bovenverdieping heeft een oppervlakte van 64 m2. De rest van de woning heeft een oppervlakte van 100 m2.
De radiatoren verwarmen niets van het zakelijke deel van de opstallen. De vloerwarming neemt 70 m2 van de verwarming voor haar rekening. Van de privéruimte wordt 66 en 64 m2 door radiatoren verwarmd. De rest van de woning (100 m2) wordt door vloerverwarming verwarmd.
De gehele woning is als privévermogen geëtiketteerd, met uitzondering van de werkplaats en de schuur/opslag. Het kantoor is ook als privévermogen aangemerkt.
Belanghebbende heeft bij beschikking van 19 februari 2008 een verklaring gekregen van [E] . In de begeleidende brief bij de verklaring staat onder meer:
“U heeft in het kader van de Uitvoeringsregeling Energie-investeringsaftrek (EIA) bij het bureau Investeringsregelingen en willekeurige afschrijving te Breda het volgende bedrijfsmiddel gemeld: Warmtepomp (code 211101 op de energielijst 2007). Hierbij deel ik u mee dat ik met inachtneming van de bepalingen van de Uitvoeringsregeling Energie-investeringsaftrek en op grond van de door u verstrekte gegevens heb besloten voor het door u gemelde bedrijfsmiddel een verklaring af te geven.
In de bij deze beschikking gevoegde verklaring wordt bevestigd dat het gemelde bedrijfsmiddel voldoet aan de eisen van de energielijst 2007. Op de verklaring (zie bijlage) staat tevens het bedrag vermeld dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt.
Uw verzoek om een verklaring is bij [E] bekend onder nummer [nummer].”.
In de verklaring staat onder meer:
“Omschrijving van het bedrijfsmiddel :Warmtepomp
(…)
De bovengemelde investering wordt, op grond van de door u verstrekte gegevens, aangemerkt als een energie-investering.
Op grond van de bovenvermelde investering bedraagt het bedrag dat voor Energie-investeringsaftrek in aanmerking komt EUR 15.876 zegge VIJFTIENDUIZENDACHTHONDERDZESENZEVENTIG euro.
Ik wijs u er echter op dat deze verklaring slechts een oordeel inhoudt of de investering zoals deze is gemeld, en op grond van door u verstrekte gegevens, voldoet aan de technische eisen van de energielijst 2007. De verklaring houdt geen oordeel in omtrent verdere toepassing van de belastingwetgeving. Naar aanleiding van uw aangifte zal de bevoegde eenheid van de belastingdienst daarover een oordeel uitspreken.”.
In de brochure energielijst 2007 staat onder meer:
“Als u de verklaring wilt gebruiken, moet u deze verwerken in uw aangifte inkomstenbelasting of uw aangifte vennootschapsbelasting. Dit doet u door er bij de aangifte voor te kiezen om voor de meldingen van dat jaar EIA te ontvangen.
(…)
Op basis van uw aangifte en de fiscale jaarstukken van uw onderneming beoordeelt de inspecteur die de aangifte behandelt in hoeverre EIA mogelijk is. De inspecteur kan daarbij ook uw boekhouding controleren.
(…)
Uiteindelijk stelt de Belastingdienst de aanslag vast. Daarin kan de dienst de EIA accepteren, gedeeltelijk accepteren of afwijzen.”.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2007 bij de 'investeringsaftrek specificaties' het investeringsbedrag van de warmtepomp van € 15.876 en het meldingsnummer van de energie/milieu-investeringsaftrek vermeld.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2008 een bedrag van € 1.089 afgeschreven op de warmtepomp.
De onder 2.12 en 2.13 vermelde aangiften zijn ingediend door de kantoororganisatie waarbinnen belanghebbendes gemachtigde werkzaam is.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende (definitieve) aanslagen IB/PVV opgelegd voor de jaren 2007 en 2008, die overeenkomen met belanghebbendes aangiften voor die jaren.
De Inspecteur heeft bij belanghebbende op 10 februari 2011 een boekenonderzoek ingesteld, waarvan de uitkomsten in een rapport van 20 december 2011 zijn vastgelegd. De Inspecteur schrijft daarin onder meer:
“ Warmtepomp
De aanschaf van de warmtepomp is geactiveerd en door de belastingplichtige beschouwd als een bedrijfsmiddel. De belastingplichtige is van mening dat de warmtepomp kan worden aangemerkt als keuzevermogen. Hij heeft alle kosten van de aanschaf en aanleg hiervan geactiveerd en heeft over het gehele bedrag zowel investeringsaftrek als energie-investeringsaftrek geclaimd.
Volgens de Hoge Raad is een woning volgens maatschappelijke opvattingen niet compleet zonder centraal verwarmingssysteem. Het centraal verwarmingssysteem vormt een essentieel onderdeel van de woning. Een CV-installatie gaat dan ook op in de woning en is geen afzonderlijke installatie. Een warmtepompinstallatie is ook een CV-installatie, maar werkt op aardwarmte in plaats van aardgas of elektriciteit. De belastingplichtige heeft de warmtepompinstallatie geïnstalleerd in de bijkeuken en de tuin. Daarmee is de warmtepompinstallatie opgegaan in het (privé)deel van de woning. Afzonderlijk activeren van de warmtepompinstallatie is dan ook niet mogelijk.
Op grond van artikel 3.45, lid, letter d Wet inkomstenbelasting 2001 zijn investeringen in woonhuizen met inbegrip van andere zaken die dienen voor bewoning uitgesloten voor investeringsaftrek en dus ook voor de energie investeringsaftrek.
Een van de gevolgen van de correctie is dat de balanspost verbouwingen met betrekking tot de warmte als volgt wijzigt:
(…)
Een ander gevolg is dat het deel van de afschrijvingskosten dat betrekking heeft op privé ten onechte ten laste van het resultaat is geboekt. Ik corrigeer daarom 70 procent van de afschrijvingskosten:
Jaar 2008 2009
Correctie afschrijvingskosten € 1.089 € 1.089
(…)
Investeringsaftrek
De belastingplichtige heeft over de warmtepomp zowel investeringsaftrek als energie-investeringsaftrek geclaimd. Omdat ik de warmtepomp als privé-vermogen beschouw komen beide aftrekken te vervallen. Ik corrigeer de volgende bedragen:
Jaar 2007
Correctie investeringsaftrek 25% * € 15.876 € 3.969
Correctie energie-investeringsaftrek 44% * € 15.876 € 6.986”.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Partijen houdt voor het jaar 2007 verdeeld of
- -
-
de Inspecteur over een nieuwe feit beschikt dat navordering rechtvaardigt;
- -
-
de aanschaf van de warmtepomp leidt tot investeringsaftrek in de vorm van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en energie-investeringsaftrek.
De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend, belanghebbende beantwoordt beide vragen in tegenovergestelde zin.
Voor het jaar 2008 houdt partijen verdeeld of
- de warmtepomp tot het ondernemingsvermogen mag worden gerekend zodat de afschrijving in mindering strekt op het belastbare inkomen uit werk en woning.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het jaar 2007, en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de navorderingsaanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.756. Voor het jaar 2008 concludeert belanghebbende tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het jaar 2007. Voor het jaar 2008 concludeert de Inspecteur tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.