Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6803, 200.122.209/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6803, 200.122.209/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 september 2015
Datum publicatie
17 september 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:6803
Zaaknummer
200.122.209/01

Inhoudsindicatie

De verhuurder van opslagruimte oefent retentierecht uit op in een loods opgeslagen goederen van de huurder door de loods af te sluiten. In hoger beroep staat vast dat de verhuurder hiermee jegens de huurder onrechtmatig heeft gehandeld. De huurder vordert schadevergoeding bestaande uit gederfde winst van twee niet doorgegane opdrachten en de aan de opdrachtgevers overeengekomen schadevergoeding, gederfd huurgenot, kosten vervangende opslagruimte en buitengerechtelijke kosten. Het hof acht de gederfde winst en overeengekomen schadevergoeding voorshands aannemelijk, waarna de verhuurder wordt toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Voor de periode dat de loods is afgesloten wordt een vergoeding wegens gederfd huurgenot toegekend. Eveneens wordt toegekend een deel van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. De vergoeding van huur vervangende opslagruimte wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.122.209/01

(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 182722 / HZ ZA 11-286)

arrest van de eerste kamer van 15 september 2015

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. S.J. Velsink, kantoorhoudend te Zwolle,

tegen

[geïntimeerde] [geïntimeerde] , h.o.d.n. [geïntimeerde] Catering en Verhuur,

wonende te [woonplaats] en zaakdoende te Heino,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiser,

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. A. Neophitou, kantoorhoudend te Berghem.

1 Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 25 mei 2011, 19 oktober 2011, 22 februari 2012 en 7 november 2012 van de (toen nog geheten) rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle (hierna: de rechtbank).

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure is als volgt:

- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 februari 2013,

- de memorie van grieven,

- de memorie van antwoord, tevens van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties,

- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.

2.2

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald. In het procesdossier van [geïntimeerde] ontbreekt de laatste blz. van de dagvaarding in eerste aanleg; hiervoor heeft het hof geput uit het procesdossier van [appellant] .

2.3

De vordering van [appellant] in het principale appel luidt:

"(…) te vernietigen het vonnis waarvan beroep, voorzover deze ziet op de door [geïntimeerde] geleden schade en gederfde winst, en opnieuw rechtdoende, bij arrest, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

-

de door [geïntimeerde] gevorderde schadevergoeding, door de rechtbank vastgesteld op € 19.486,90, alsnog af te wijzen;

-

[geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede in de kosten van de eerste aanleg."

2.4

[geïntimeerde] heeft in het principale appel geconcludeerd de bestreden vonnissen te bekrachtigen en [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren, althans de door [appellant] aangedragen grieven te verwerpen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding.

In incidenteel appel heeft [geïntimeerde] gevorderd bij arrest:

"(…), uitvoerbaar bij voorraad, (…) de vonnissen van de Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 19 oktober 2011 en 7 november 2012 (…) te vernietigen, en opnieuw rechtdoende [appellant] te veroordelen om aan [geïntimeerde] te betalen de somma van € 20.271,90, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf 18 januari 2011, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening, tevens te vermeerderen met een bedrag ad € 1.158 aan buitengerechtelijke kosten, althans subsidiair een bedrag van € 421,52, alles met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.”

3 De feiten

3.1

De rechtbank heeft in het bestreden tussenvonnis van 19 oktober 2011 onder de randnummers 2.1 t/m 2.15 de feiten vastgesteld. Tegen die feitenvaststelling is geen grief gericht. Het hof is gebleken dat het onder randnummer 2.14 door de rechtbank vastgestelde feit een kennelijk verschrijving bevat. Daarin wordt vermeld dat [appellant] (verhuurder) andere opslagruimte zou hebben gehuurd. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd blijkt dat dit [geïntimeerde] (huurder) moet zijn. Het hof zal die verschrijving verbeteren. Samen met wat in hoger beroep tussen partijen is komen vast te staan, mede gelet op de inhoud van de overgelegde en niet betwiste stukken, komen de feiten op het volgende neer.

3.2

[geïntimeerde] voert een eenmanszaak onder de naam ‘ [geïntimeerde] Catering en Verhuur’. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit catering en verhuur van horecabenodigdheden.

3.3

[appellant] woont aan de [adres] en heeft daar meerdere loodsen die hij als opslagruimte verhuurt.

3.4

Vanaf 2003 huurt [geïntimeerde] op basis van een mondelinge huurovereenkomst van [appellant] loodsen ten behoeve van opslag en (vanaf zeker moment ook) standplaatsen voor een bedrijfswagen en twee aanhangwagens. De huurprijs bedraagt laatstelijk (tenminste) € 775,- incl. btw per maand.

3.5

[appellant] treedt op 1 mei 2004 bij [geïntimeerde] in dienst. Bij beschikking van 1 november 2010 beëindigt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 1 december 2010 onder toekenning van een ontbindingsvergoeding aan [appellant] van € 14.750,-.

3.6

[geïntimeerde] zegt bij aangetekend verzonden brief van 26 augustus 2010 de huurovereenkomst met [appellant] tegen 1 januari 2011 op.

3.7

Bij factuur gedateerd 28 september 2010 brengt [appellant] aan [geïntimeerde] € 600,- in rekening voor “huur; 3 standplaatsen (2 aanhangers + auto) à 200 euro. Periode; 01-01-2010 t/m 31-12-2010”.

3.8

Op 5 oktober 2010 haalt [geïntimeerde] zijn bedrijfswagen en twee aanhangwagens uit de loodsen en stalt hij deze voertuigen elders.

3.9

[appellant] maant [geïntimeerde] aan bij brieven, gedateerd 23 oktober 2010 en 14 december 2010, de factuur d.d. 28 september 2010 te voldoen.

3.10

Op 21 december 2010 wil [geïntimeerde] een aantal zaken uit één van de door hem bij [appellant] gehuurde (normaal niet afgesloten) loodsen laten halen. [appellant] heeft die loods van een (ketting)slot voorzien, zodat [geïntimeerde] geen toegang tot die loods heeft. [appellant] beroept zich op het retentierecht. In het faxbericht dat [appellant] ter bevestiging hiervan diezelfde dag naar [geïntimeerde] heeft verzonden, staat vermeld:

Met ingang van heden gaat retentierecht in voor locatie JVS2, waar nog 36 podiumelementen aanwezig zijn.

Reden :

Niet reageren op factuur nr: [nummer] en bijbehorende aanmaningen.

U kunt de podiumelementen weer afhalen, wanneer het volledige bedrag overgemaakt is op reknr. [nummer] of contant betaald is.

(…)

Na voldoen van factuur plus eventuele kosten zal het slot weer van de locatie gehaald worden.

3.11

VD&P Juristen, de incassogemachtigde van [geïntimeerde] , sommeert [appellant] bij per fax en aangetekend per post verzonden brief van 22 december 2010 het slot, dat op de loods was aangebracht, te verwijderen. Bij fax van 23 december 2010 herhaalt de incassogemachtigde van [geïntimeerde] zijn sommatie.

3.12

[geïntimeerde] huurt (in ieder geval) in de periode van 22 december 2010 tot en met 31 december 2010 andere opslagruimte voor een bedrag van € 175,- (excl. btw).

3.13

Op 22 en 23 december 2010 halen medewerkers van [geïntimeerde] de door hem bij [appellant] gehuurde loodsen, afgezien van de door [appellant] afgesloten loods, grotendeels leeg.

3.14

De incassogemachtigde van [geïntimeerde] bericht [appellant] bij fax van 28 december 2010 dat [geïntimeerde] onder protest de factuur van 28 september 2010 zal voldoen. [geïntimeerde] heeft het bedrag van € 600,- (incl. btw) betaald.

3.15

Op of omstreeks 29 december 2010 halen medewerkers van [geïntimeerde] de resterende zaken weg die zich in de door hem gehuurde ruimten bevinden, waaronder de eerder door [appellant] afgesloten loods.

3.16

Bij brief van 10 januari 2011 stelt de incassogemachtigde van [geïntimeerde] [appellant] aansprakelijk voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden als gevolg van de uitoefening van het retentierecht. [appellant] wijst bij brief van 15 januari 2011 de aansprakelijkheid af.

4 De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg

5 De beoordeling in hoger beroep