Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6848, 14/01137

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6848, 14/01137

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 september 2015
Datum publicatie
18 september 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:6848
Zaaknummer
14/01137

Inhoudsindicatie

Loonheffing. Militair. Invoering Wet uniformering loonbegrip. Nadelige gevolgen. Schending eigendomsrecht?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/01137

uitspraakdatum: 8 september 2015

nummer /

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 16 september 2014, nummer AWB 13/7848,

in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Op het door belanghebbende genoten loon over de maand januari 2013 is (€ 1.049,33 + € 73,64 =) € 1.122,97 loonheffing ingehouden.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de inhouding. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 27 oktober 2014 ter griffie ingekomen.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2015 te Arnhem. Namens belanghebbende is verschenen [A] . Namens de Inspecteur zijn verschenen drs. [B] en drs. [C] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is als militair in dienst van het ministerie van Defensie.

2.2.

Bij de Wet uniformering loonbegrip (Stb. 2011, 288) (hierna: de WUL) zijn de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB), de Zorgverzekeringswet (hierna: de Zvw) en enige andere wetten met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd. De achtergrond van deze wet is het volgende:

“Met deze wet wordt een uniform loonbegrip ingevoerd voor de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. De onderdelen van de diverse loonbegrippen die momenteel niet uniform zijn, de zogenaamde discoördinatiepunten, worden opgeheven. Hiermee wordt op korte termijn een administratieve lastenwinst bereikt binnen de contouren van het bestaande stelsel, waarin de loonheffing (van de burgers) en premieheffing (van de werkgevers) afzonderlijk blijven bestaan, maar waarin de grondslag voor de heffingen wordt geüniformeerd. Niet alleen de werkgever is daarbij gebaat. Ook de uitvoering van de loonaangifteketen door de Belastingdienst en het UWV wordt efficiënter en robuuster als details en verschillen tussen loon- en premieheffing worden beperkt. Voor de werknemer wordt het loonstrookje eenvoudiger doordat deze korter en duidelijker wordt, de verschillende tussenberekeningen tussen bruto- en nettoloon vervallen en de correcties bij meerdere dienstbetrekkingen komen te vervallen. Uniformering van de verschillende loonbegrippen (loon voor de loonbelasting/‌premie volksverzekeringen, loon voor de premies werknemersverzekeringen en loon voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet) tot één loonbegrip vergt aanvullende maatregelen om financiële effecten voor bedrijven, burgers en overheid te voorkomen.” (MvT WUL, Kamerstukken II, 32.131, nr. 3, blz. 2)

2.3.

Een van de wijzigingen betreft de inkomensafhankelijke premie Zvw. Voorheen waren werknemers deze premie verschuldigd (artikel 41 van de Zvw, tekst tot en met 2012) en moesten werkgevers deze premie vergoeden aan hun werknemers (artikel 46 van de Zvw, tekst tot en met 2012). Deze vergoeding behoorde tot het belastbare loon van de werknemers. Met ingang van 2013 zijn werkgevers de inkomensafhankelijke premie voor hun werknemers verschuldigd (artikel 42 van de Zvw, tekst met ingang van 2013). Deze premie behoort, in tegenstelling tot de hiervoor bedoelde vergoeding, niet tot het belastbare loon (artikel 11d van de Wet LB, tekst met ingang van 2013), waardoor deze maatregel op zichzelf beschouwd ertoe leidt dat de werknemer minder loonbelasting en premie verschuldigd is.

2.4.

Het optredende verlies voor de schatkist is door een pakket aan maatregelen gecompenseerd. Daarover is het volgende opgemerkt:

“Bij de uniformering van de loonbegrippen worden de vergoedingen die de werkgevers thans betalen voor de op het loon van hun werknemers in te houden inkomensafhankelijke bijdrage vervangen door een werkgeversheffing. Deze werkgeversheffing behoort niet tot het loon (in tegenstelling tot de huidige werkgeversvergoedingen). Hierdoor wordt de grondslag voor de loon- en inkomstenbelasting versmald. Om de daardoor optredende derving van loon- en inkomstenbelasting te voorkomen en te vermijden dat er bij werknemers een onbedoeld en groot positief inkomenseffect ontstaat is een pakket aan maatregelen genomen.” (MvT WUL, Kamerstukken II, 32.131, nr. 3, blz. 11)

Het bedoelde pakket, dat onder meer een verhoging van het belastingtarief in de eerste en tweede schijf omvat, leidt tot een verzwaring van de belasting- en premiedruk.

2.5.

Over de inkomenseffecten is het volgende opgemerkt:

“In totaal zijn de inkomenseffecten van 88% van de huishoudens beperkt tot maximaal 1½% (positief en negatief). De resterende 12% is redelijk gelijk verdeeld in huishoudens met een inkomenseffect van 1½% tot 3% en huishoudens met een inkomenseffect van meer dan – 1½%.” (MvT WUL, Kamerstukken II, 32.131, nr. 3, blz. 13)

2.6.

Militairen zijn niet verzekeringsplichtig ingevolge de Zorgverzekeringswet (artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Zvw). Zij hebben in het kader van hun dienstbetrekking recht op volledige medische verzorging (artikel 12h, eerste lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931).

2.7.

Bij de beoordeling van de inkomenseffecten van de WUL is rekening gehouden met de hiervoor onder 2.3 vermelde vermindering van verschuldigde loonbelasting/premie en de verhoging zoals hiervoor onder 2.4 vermeld. Omdat deze vermindering niet optreedt bij militairen, zijn voor militairen de inkomenseffecten van de WUL grosso modo nadeliger dan voor andere werknemers.

2.8.

In verband daarmee wordt de aanspraak op medische verzorging behandeld als eindheffingsloon (zie Kamerstukken II, 34.000-X, nr. 65, blz. 7), waardoor niet de militair/werknemer daarover belasting verschuldigd is, maar de werkgever. Op deze wijze compenseert de werkgever de werknemer/militair voor het niet genieten van het hiervoor bedoelde voordeel.

2.9.

Belanghebbende genoot in januari 2013 een loon van € 3.579,54. Over een bedrag van € 3.404,21 is met toepassing van de maandtabel de loonheffing berekend op € 1.049,33. Over een bedrag van € 175,33 is met toepassing van de tabel bijzondere beloningen de loonheffing berekend op € 73,64.

2.10.

Belanghebbende berekent het nadeel dat hij per maand lijdt als gevolg van de invoering van de WUL op € 19,75. Dit is het verschil tussen de op zijn loon over de maand december 2012 ingehouden loonheffing en de op zijn loon over de maand januari 2013 ingehouden loonheffing.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of van belanghebbende te veel loonheffing is ingehouden.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar en vermindering van de inhouding. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing