Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:708, 13/01089

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:708, 13/01089

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 februari 2015
Datum publicatie
6 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:708
Formele relaties
Zaaknummer
13/01089

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor een persoonsgebonden aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van de zoon.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 13/01089

uitspraakdatum: 3 februari 2015

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 september 2013, nummer AWB LEE 13/970, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 77.442. Daarbij is bij beschikking een bedrag van € 311 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Dit bezwaar heeft de Inspecteur ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 september 2013 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

De veertiende enkelvoudige belastingkamer van het Hof heeft het onderzoek ter zitting laten aanvangen op 22 oktober 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door haar partner [A], alsmede [B] namens de Inspecteur. Het onderzoek ter zitting is geschorst en de zaak is verwezen naar de eerste meervoudige belastingkamer. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is gestuurd.

1.7

Belanghebbende heeft op verzoek van het Hof nadere stukken ingediend.

1.8

De eerste meervoudige belastingkamer heeft het onderzoek ter zitting hervat in de stand waarin het op dat moment verkeerde op 9 december 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord dezelfde personen als ter zitting van 22 oktober 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.9

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting vervolgens gesloten.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft twee kinderen: [C], geboortedatum [in] 1984 (hierna: de zoon) en [D], geboortedatum [in] 1986 (hierna: de dochter).

2.2

De zoon heeft het gehele jaar 2009 hetzelfde woonadres als belanghebbende aan de [a-straat] te [Z]. Hij heeft over 2009 als inkomsten genoten een bedrag van € 16.544 en beschikte over banksaldi tot een totaalbedrag van € 3.739 op 1 januari 2009 en € 4.866 op 31 december 2009. In 2009 studeerde de zoon en had hij een studieschuld van € 9.057,07.

2.3

De dochter heeft het gehele jaar 2009 als woonadres [b-straat] 30E te [L]. Zij heeft over 2009 als inkomsten genoten een bedrag van € 10.157 en beschikte over banksaldi tot een totaalbedrag van € 3.100 op 1 januari 2009 en € 9.106 op 31 december 2009. Zij had vanaf 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2009 recht op studiefinanciering en heeft gedurende die periode een (HO/BO) prestatiebeurs genoten.

2.4

Belanghebbende heeft over het onderhavige jaar met behulp van het digitale aangifteprogramma van de Belastingdienst aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.442. In die aangifte heeft zij voor de zoon en de dochter aftrek van levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar verzocht. Zij heeft voor de zoon een bedrag van € 2.800 en voor de dochter een bedrag van € 4.200 verzocht. Het totaal verzochte bedrag was € 7.000.

2.5

Na het indienen van de aangifte heeft belanghebbende in de aanslagregelende fase gesprekken gehad met de Belastingdienst over de door haar verzochte aftrek, één keer telefonisch en tweemaal ten kantore van de Belastingdienst.

2.6

Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur de aftrek van € 7.000 niet geaccepteerd en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 77.442.

2.7

In de toelichting in het digitale aangifteprogramma bij dit onderwerp is het volgende vermeld:

Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar

Had u in 2009 een kind jonger dan 30 jaar dat niet in staat was om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien? Kreeg u geen kinderbijslag voor dit kind? En had dat kind geen studiefinanciering of een tegemoetkoming in de studiekosten? Dan kunt u de uitgaven voor levensonderhoud onder bepaalde voorwaarden aftrekken.

Niet aftrekbaar

De volgende uitgaven mag u niet meetellen als uitgaven voor het levensonderhoud van kinderen:

- Uitgaven voor ziekte

(…)

-

Uitgaven voor luxezaken, zoals een auto, huis, huwelijksuitzet of bijdrage op de spaarrekening

-

(…)

Voorwaarden voor aftrek uitgaven levensonderhoud

U kunt per kalenderkwartaal aftrek krijgen van uitgaven voor het levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar. U moet dan bij het begin van het kwartaal voldoen aan bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn:

-

Uw kind was aan het begin van het kwartaal jonger dan 30 jaar.

-

Uw kind kon in dat kwartaal niet zelf in zijn levensonderhoud voorzien.

-

In dat kwartaal kreeg niemand in uw huishouden kinderbijslag of een vergelijkbare buitenlandse uitkering voor dit kind.

-

Uw kind kon in dat kwartaal geen studiefinanciering, tegemoetkoming in de studiekosten of een vergelijkbare (buitenlandse) regeling krijgen.

-

Uw uitgaven voor het levensonderhoud waren voor dit kind in dat kwartaal minimaal € 408. Het moet gaan om uitgaven waarvoor u geen vergoeding kreeg. Als u een fiscale partner had, dan mag u de uitgaven van uw fiscale partner meetellen.

Uw situatie verandert

Verandert uw situatie tijdens een kwartaal, dan houdt u daar pas rekening mee in het eerstvolgende kwartaal. Voldoet u aan het begin van een kwartaal aan de voorwaarden voor aftrek levensonderhoud van kinderen? Dan mag u het vaste aftrekbedrag in dat kwartaal aftrekken. In de Tabel kwartaalbedrag uitgaven voor levensonderhoud kinderen vindt u het vaste bedrag dat u per kwartaal per kind mag aftrekken.

Eigen inkomen of vermogen kind

Had uw kind voldoende inkomen of vermogen om in zijn of haar eigen levensonderhoud te voorzien? Dan kunt u de kosten voor levensonderhoud niet aftrekken.

Voorbeelden (bedragen zijn kwartaalbedragen)

Nodig voor levensonderhoud

Inkomen kind

Uw bijdrage

Recht op aftrek?

€ 1.500

€ 0

€ 1.500

Ja

€ 1.500

€ 1.000

€ 1.500,

waarvan € 500 noodzakelijk was

Ja

€ 1.500

€ 1.300

€ 1.500,

waarvan € 200 noodzakelijk was

Nee

Voorbeeld 1

De uitgaven voor levensonderhoud van uw kind zijn per kwartaal € 1.500. Uw kind heeft geen eigen inkomen. Uw uitgaven voor levensonderhoud van dit kind waren minimaal € 408 per kwartaal. U krijgt de aftrek.

Voorbeeld 2

De uitgaven voor levensonderhoud van uw kind zijn per kwartaal € 1.500. Uw kind heeft een eigen inkomen van € 1.000. U betaalt € 1.500 - € 1.000 = € 500 per kwartaal. Uw uitgaven voor levensonderhoud van dit kind waren minimaal € 408 per kwartaal. U krijgt de aftrek.

Voorbeeld 3

De uitgaven voor levensonderhoud van uw kind zijn per kwartaal € 1.500. Uw kind heeft een eigen inkomen van € 1.300. U betaalt € 1.500 - € 1.300 = € 200 per kwartaal. Uw uitgaven voor levensonderhoud van dit kind waren lager dan € 408 per kwartaal. U krijgt geen aftrek.

Tabel kwartaalbedrag van uitgaven voor levensonderhoud

Leeftijd kind aan het begin van het kwartaal

Kosten voor levensonderhoud

Aftrekbaar

Jonger dan 6 jaar

Minimaal € 408 per kwartaal

€ 290

Van 6 tot 12 jaar

Minimaal € 408 per kwartaal

€ 350

Van 12 tot 18 jaar

Minimaal € 408 per kwartaal

€ 410

Van 18 tot 30 jaar

Minimaal € 408 per kwartaal

€ 350

Van 18 tot 30 jaar

Meer dan 50% bijdrage in de totale kosten

en minimaal € 700 per kwartaal

€ 700

Van 18 tot 30 jaar en het kind is uitwonend

90% of meer bijdrage in de totale kosten

en minimaal € 1.050 per kwartaal

€ 1.050

2.8

In hoger beroep heeft belanghebbende een specificatie van de door haar gedane uitgaven van de zoon verstrekt. Deze bedraagt € 6.239,45. Tot een bedrag van € 4.486 bestrijdt de Inspecteur deze kosten niet.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor een persoonsgebonden aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van de zoon.

3.2

Ter zitting van 9 december 2014 heeft de Inspecteur de persoonsgebonden aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van de dochter over het vierde kwartaal van 2009 ten bedrage van € 1.050 toegestaan. Met betrekking tot de eerste drie kwartalen is niet in geschil dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek nu de dochter in die periode een prestatiebeurs ontving.

3.3

Belanghebbende beantwoordt de onder 3.1 vermelde vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.4

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.592.

3.5

De Inspecteur concludeert, verwijzend naar zijn instemming met de aftrek van levensonderhoud voor de dochter over het vierde kwartaal, eveneens tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 76.392.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing