Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7345, 14/00776
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7345, 14/00776
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 september 2015
- Datum publicatie
- 9 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:7345
- Zaaknummer
- 14/00776
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling hoekappartement. Gemeente slaagt in bewijslast.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00776
uitspraakdatum: 29 september 2015
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de erven van [X] te [Z] (hierna: belanghebbenden)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 30 juni 2014, nummer Awb 13/2836, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Dinkelland (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking ten name van belanghebbenden op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 4E te [A] , per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 273.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerende-zaakbelasting 2013 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 346.
Namens belanghebbenden heeft [B] tegen de beschikking bezwaar aangetekend. Op het bezwaarschrift van belanghebbenden heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbenden zijn tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 30 juni 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbenden, [C] , als de gemachtigde van belanghebbenden, alsmede [D] namens de heffingsambtenaar.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Mevrouw [X] is [in] 2012 overleden. Mevrouw [X] was eigenaresse van, en woonachtig te, [a-straat] 4E te [A] (hierna: de onroerende zaak).
De onroerende zaak betreft een in het jaar 2006 gebouwd driekamer hoekappartement, gelegen op de begane grond van een appartementengebouw. Tot de onroerende zaak behoort een parkeerplaats in de parkeergarage van het appartementengebouw alsmede een separate berging. De onroerende zaak heeft een inhoud van 413 m³.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking ten name van belanghebbenden op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 273.000.
Naar aanleiding van daartegen door belanghebbenden ingediend bezwaar heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde bij uitspraak op bezwaar van 15 november 2013 gehandhaafd. Het hiertegen door belanghebbenden ingediende beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 30 juni 2014 ongegrond verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2012 te hoog heeft vastgesteld.
Belanghebbenden beantwoorden die vraag bevestigend.
De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en primair tot vermindering van de bij beschikking vastgestelde waarde tot € 235.000 en subsidiair tot vermindering van die waarde tot € 250.000, alsmede tot veroordeling van de heffingsambtenaar in vergoeding van de door belanghebbenden gemaakte proceskosten.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.