Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7351, 15/00126
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7351, 15/00126
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 september 2015
- Datum publicatie
- 9 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:7351
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2014:7935, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/00126
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Winst uit onderneming. Landbouwvrijstelling. Vormt sierviskwekerij een landbouwbedrijf?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00126
uitspraakdatum: 29 september 2015
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 30 december 2014, nummer AWB 14/3335, in het geding tussen
de erven [X] te [Z] (hierna: belanghebbenden)
en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Ten name van [X] te Maurik (hierna: erflater) is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 196.531 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.485. Daarbij is voorts – impliciet – bij beschikking het verlies over 2010 op nihil vastgesteld en is € 3.858 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen door belanghebbenden gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 142.556 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.485, de beschikking inzake de heffingsrente verminderd tot € 2.616 en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, de aanslag en de beschikking inzake de heffingsrente vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbenden hebben een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 27 augustus 2015 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: mr. [A] en mr. [B] namens de Inspecteur en drs. [C] en mr. [D] FB als gemachtigden van belanghebbenden.
Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 De vaststaande feiten
Erflater, overleden [in] 2010, dreef tot aan zijn overlijden een onderneming. De ondernemingsactiviteiten bestonden (nagenoeg uitsluitend) uit het kweken van siervissen.
Tot het ondernemingsvermogen van de sierviskwekerij behoorden onder meer percelen grond ter grootte van in totaal 10.70.05 ha (hierna: de percelen) met verschillende visvijvers. De visvijvers bestonden uit uitgravingen in de grond, afgedekt met netten. In deze vijvers werden de siervissen door erflater gekweekt. Er was geen sprake van recreatief vissen in de vijvers. De siervissen waren bestemd voor de verkoop.
Belanghebbenden (de erfgenamen) hebben de percelen op 23 september 2010 voor een bedrag van € 400.000 verkocht aan een derde. Voorts hebben zij aan deze derde verschillende tot het ondernemingsvermogen van erflater behorende roerende zaken verkocht voor een bedrag van € 100.000. De juridische levering heeft op 29 oktober 2010 plaatsgevonden. De kosten voor belanghebbenden voor bemiddeling bij deze verkoop beliepen € 24.000 (exclusief omzetbelasting).
De boekwaarde van de percelen bedroeg ten tijde van de juridische levering € 112.649.
In de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) van erflater voor het jaar 2010 hebben belanghebbenden met betrekking tot de met de verkoop van de percelen behaalde winst aanspraak gemaakt op toepassing van de landbouwvrijstelling. Die aanspraak is door hen becijferd op € 287.351 (€ 400.000 -/- € 112.649). In de aangifte is een belastbaar inkomen uit werk en woning verantwoord van negatief € 110.312 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.485.
Bij het vaststellen van de onderhavige – aan erflater – opgelegde aanslag is de Inspecteur afgeweken van de aangifte. Hij heeft onder meer geen toepassing gegeven aan de landbouwvrijstelling en het bedrag van € 287.351 tot de belastbare winst gerekend. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 196.531 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.485. Daarmee is impliciet het verlies over 2010 door de Inspecteur vastgesteld op nihil. Aan heffingsrente is een bedrag van € 3.858 in rekening gebracht.
In bezwaar heeft de Inspecteur het vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning – in verband met het terugnemen van een in (hoger) beroep niet ter zake doende correctie – verminderd tot € 142.556. De correctie inzake de landbouwvrijstelling is gehandhaafd door de Inspecteur. Het vastgestelde belastbare inkomen uit sparen en beleggen en de impliciet genomen verliesvaststellingsbeschikking zijn eveneens gehandhaafd door de Inspecteur. De beschikking inzake de heffingsrente is door de Inspecteur verminderd tot € 2.616.
De Rechtbank heeft beslist dat belanghebbenden ter zake van de boekwinst op de percelen terecht aanspraak maken op toepassing van de landbouwvrijstelling. In verband hiermee heeft de Rechtbank de uitspraken op bezwaar, de aanslag en de beschikking inzake de heffingsrente vernietigd. De Rechtbank heeft het aan de Inspecteur gelaten om na het vaststaan van haar uitspraak het bedrag van het te verrekenen verlies bij beschikking vast te stellen.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of het voordeel behaald met de verkoop van de percelen binnen het toepassingsbereik van de landbouwvrijstelling valt. Meer in het bijzonder is daarbij in geschil of de sierviskwekerij een landbouwbedrijf vormt als bedoeld in de regeling van de landbouwvrijstelling. De Inspecteur beantwoordt deze vragen ontkennend en belanghebbenden bevestigend. Indien het voordeel valt onder de reikwijdte van de landbouwvrijstelling, is subsidiair de omvang van de vrijstelling aan de orde.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting en in de pleitnota’s.
De Inspecteur concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar. Subsidiair concludeert de Inspecteur, kort gezegd, tot vaststelling van het verlies over 2010 op een bedrag van € 93.416.
Belanghebbenden concluderen tot ongegrondverklaring van het hoger beroep van de Inspecteur.