Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7481, 14/01151
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7481, 14/01151
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 oktober 2015
- Datum publicatie
- 16 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:7481
- Zaaknummer
- 14/01151
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Commanditair vennoot. Verlliesnemeing. Wijziiging winstverdeling.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/01151
uitspraakdatum: 6 oktober 2015
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 oktober 2014, nummer AWB 13/1665, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.000. Daarbij is een bedrag van € 4.059 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verder is een verzuimboete van € 113 opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 20 maart 2012 de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.718, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de verzuimboete verminderd tot € 91.
Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 2 oktober 2014 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2015 te Arnhem. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen mr. [A] .
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende is sinds de oprichting [in] 1984 bestuurder en enig aandeelhouder van [B] BV.
Belanghebbende heeft in 2004 tezamen met twee andere natuurlijke personen de commanditaire vennootschap [C] CV (hierna: de CV) opgericht. Het totale ingebrachte kapitaal in deze CV bedroeg € 125.000. Daarvan hebben de beherend vennoot en beide commanditaire vennoten ieder een derde (€ 41.666) voor hun rekening genomen. Belanghebbende is commanditair vennoot in de CV.
De inbreng van € 41.666 is voor alle vennoten gefinancierd met leningen verstrekt door [B] BV.
Bij akte van 19 oktober 2007 is bepaald dat wordt afgeweken van de winstverdeling zoals deze in de oprichtingsakte van de CV is afgesproken, en dat het fiscaal resultaat voor de jaren 2004, 2005 en 2006 geheel aan belanghebbende wordt toegerekend.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2004 het volledige verlies van de CV van € 21.287 in aanmerking genomen. Naar aanleiding daarvan heeft de Inspecteur vragen gesteld over de winstverdeling van de CV. De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2004 vastgesteld overeenkomstig de aangifte.
Omdat de aangifte IB/PVV 2005 niet is ontvangen, heeft de Inspecteur ambtshalve een aanslag IB/PVV 2005 opgelegd. Tevens is een verzuimboete opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2005 door alsnog zijn aangifte in te dienen. In de aangifte is een verlies als commanditair vennoot aangegeven van € 163.414.
Naar aanleiding van de ingediende aangifte zijn door de Inspecteur vragen gesteld. Belanghebbende heeft bij brief van 18 juli 2011 hierop gereageerd. In deze brief is onder meer het volgende geschreven:
“Het totaal ingebrachte kapitaal bedraagt totaal € 125.000 waarvan een derde ingebracht is door de beherend vennoot en twee derde door de commandieten waardoor mijn commanditaire aandeel gefixeerd dient te worden op € 41.666.”
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur slechts een verlies van € 20.379 geaccepteerd. Volgens de Inspecteur kan belanghebbendes verlies als commanditair vennoot fiscaal niet verder in aanmerking worden genomen dan tot de waarde van zijn inbreng. Nu belanghebbendes inbreng € 41.666 bedraagt en belanghebbende in het voorgaande jaar (2004) reeds een verlies van € 21.287 in aanmerking heeft genomen, resteert voor het onderhavige jaar (2005) een verlies van € 20.379. Verder heeft de Inspecteur de verzuimboete verminderd tot € 91.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende het verlies als commanditair vennoot niet verder in aanmerking kan nemen dan tot een bedrag van € 20.379. Vervolgens heeft de Rechtbank geoordeeld dat belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen, zodat het beroep ongegrond is.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil tot welk bedrag belanghebbende het verlies als commanditair vennoot fiscaal in aanmerking kan nemen. Tussen partijen is niet in geschil dat de CV fiscaalrechtelijk als besloten CV moet worden aangemerkt.
Belanghebbende betoogt dat de gewijzigde winstverdeling meebrengt dat het op grond van artikel 3.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) maximaal in aanmerking te nemen verlies als commanditair vennoot niet langer is beperkt tot de waarde van zijn kapitaalinbreng (€ 41.666), maar dat dit wordt vermeerderd met de kapitaalinbreng van de andere commanditaire vennoot (ad € 41.666). Verder betoogt belanghebbende dat hij het oorspronkelijk aan de beherend vennoot toe te rekenen verlies van € 54.471 - te weten een derde van het verlies van de CV ten bedrage van € 163.414 - volledig in aanmerking kan nemen zonder dat de beperking van artikel 3.9 Wet IB een rol speelt. De Inspecteur verdedigt daarentegen de opvatting dat de wijziging van de winstverdeling niet tot gevolg heeft dat belanghebbendes kapitaaldeelname van € 41.666 wijzigt, zodat het maximaal in aanmerking te nemen verlies nog steeds € 41.666 bedraagt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.419 negatief. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de verzuimboete van € 91 niet langer wordt bestreden.