Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7704, 14/01124 en 14/01125

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7704, 14/01124 en 14/01125

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 oktober 2015
Datum publicatie
23 oktober 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:7704
Zaaknummer
14/01124 en 14/01125

Inhoudsindicatie

Wet woz. Waardevaststelling bedrijfsruimte met bovenwoning. Ontvankelijkheid hoger beroep.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 14/01124 en 14/01125

uitspraakdatum: 13 oktober 2015

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 augustus 2014, nummers UTR 14/230 en 14/362, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, voorheen de heffingsambtenaar van de gemeente Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen ten name van belanghebbende op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 215 te [Z] (bedrijfsruimte), per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 85.000 en de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 215 BIS te [Z] (bovenwoning), per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 214.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn de aanslagen onroerendezaakbelasting 2013 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 218,54 respectievelijk € 205,44.

1.2

Belanghebbende heeft tegen de beschikkingen bezwaar aangetekend. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag voor de onroerende zaak [a-straat] 215 gehandhaafd en de vastgestelde waarde van de onroerende zaak [a-straat] 215 BIS en de aanslag verminderd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [B] en [C] . Belanghebbende is met bericht van verhindering niet verschenen.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken gelegen aan de [a-straat] , nummers 215 en 215 BIS te [Z] (hierna: de onroerende zaken).

2.2

De onroerende zaken betreffen een in 1931 gebouwde bedrijfsruimte (nummer 215) met bovenwoning (nummer 215 BIS). De bedrijfsruimte heeft een oppervlakte van 77 m2 en de bovenwoning heeft een oppervlakte van 103 m2. De onroerende zaken zijn gelegen direct naast een coffeeshop.

2.3

De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen ten name van belanghebbende op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaken, per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 85.000 (bedrijfsruimte), respectievelijk op € 214.000 (bovenwoning).

2.4

Naar aanleiding van daartegen door belanghebbende ingediende bezwaren heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag voor de onroerende zaak [a-straat] 215 gehandhaafd en de vastgestelde waarde voor de onroerende zaak [a-straat] 215 BIS verminderd tot € 180.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

2.5

De Rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep ter zitting van 11 juli 2014 behandeld en vervolgens bij uitspraak van 26 augustus 2014 ongegrond verklaard. De uitspraak is met dagtekening 4 september 2014 door de Rechtbank aan partijen verzonden.

2.6

In de rechtsmiddelverwijzing in de uitspraak van de Rechtbank is de navolgende passage opgenomen:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal (cursivering Hof) daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.”

2.7

Het proces-verbaal van de zitting van de Rechtbank, is door de griffier van de Rechtbank op 22 oktober 2014 aan belanghebbende verzonden.

2.8

In het bij de uitspraak van de Rechtbank meegezonden begeleidend schrijven van 4 september 2014 is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

“Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.”

2.9

Bij brief van 9 september 2014 verzoekt belanghebbende de Rechtbank om opheldering over de juiste instantie waar het hoger beroep kan worden ingediend.

2.10

Bij brief van 19 september 2014 bericht de griffier van de Rechtbank aan belanghebbende onder meer, als volgt:

“Per abuis is u op 4 september een onjuist begeleidend schrijven met de uitspraak meegezonden. (…). Onderstaand vindt u de juiste gegevens:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u hiertegen in hoger beroep gaan. U moet dat doen binnen zes weken na de datum van verzending van deze brief. Dit beroepschrift stuurt u samen met een kopie van de uitspraak van de rechtbank aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.”

2.11

Op de door belanghebbende ingediende processtukken staat op de kopie van de brief van de Rechtbank van 19 september, handgeschreven, vermeld:

“12 dagen september, 30 dagen oktober, uiterste datum hoger beroep 30.10.2014”

2.12

Het hogerberoepschrift van belanghebbende, gedateerd 28 oktober 2014, is op 24 oktober 2014 door het Hof ontvangen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaken per waardepeildatum 1 januari 2012 te hoog heeft vastgesteld.

3.2

Belanghebbende beantwoordt die vraag voor beide onroerende zaken bevestigend.

3.3

De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag in beide gevallen ontkennend.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de bij beschikkingen vastgestelde waarde voor nummer 215 (bedrijfsruimte) tot € 30.000 en voor nummer 215 BIS (bovenwoning) tot € 80.000.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing