Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7845, 13/01248
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7845, 13/01248
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 oktober 2015
- Datum publicatie
- 23 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:7845
- Zaaknummer
- 13/01248
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Adviesbureau. Bouw woning. Omvang zakelijk gebruik.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/01248
uitspraakdatum: 13 oktober 2015
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 oktober 2013, nummer AWB 12/2071, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak vierde kwartaal 2008 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd naar een bedrag van € 5.085.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De Inspecteur heeft daarop een uitspraak op bezwaar aangekondigd, waarbij de naheffingsaanslag zal worden gehandhaafd.
Belanghebbende is daartegen in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (thans Rechtbank Gelderland, hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 november 2012 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Bij uitspraak van 31 januari 2013 heeft de Rechtbank het verzet gegrond verklaard. Het beroep is vervolgens verder behandeld als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar door de Inspecteur.
De Inspecteur heeft daarop alsnog uitspraak op bezwaar gedaan en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
De Rechtbank heeft daarop medegedeeld dat het beroep wordt beschouwd mede gericht te zijn tegen de uitspraak op bezwaar. De Rechtbank heeft daarop het beroep bij uitspraak van 22 oktober 2013 niet-ontvankelijk verklaard voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar en het beroep ongegrond verklaard voor zover gericht tegen de bestreden naheffingsaanslag.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 23 juni 2015 aan belanghebbendes gemachtigde [A] op het adres [a-straat] 31 te [Z] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.
Belanghebbende heeft verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling. Dit verzoek is door het Hof afgewezen, omdat in verband met de langlopende ziekte van belanghebbende reeds meerdere malen uitstel is verleend en gelet op de omstandigheid dat belanghebbende telefonisch aan de griffier heeft meegedeeld dat hij zich ook in hoger beroep ter zitting zal laten vertegenwoordigen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2015 te Arnhem. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [B] en mr. [C] . Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn, hoewel daartoe tijdig en op de bij wet voorgeschreven wijze te zijn uitgenodigd, zonder kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak een zelfstandig adviesbureau op het gebied van de ontwikkeling, productie en verkoop van compost en teeltaarde voor de champignonteelt.
Op 1 juni 2006 heeft belanghebbende een bouwkavel aangekocht aan [a-straat] 31 te [Z] . In het tweede kwartaal 2007 is op deze kavel gestart met de bouw van een (bedrijfs)woning (hierna: de woning). Op 1 juli 2008 is de woning in gebruik genomen.
Belanghebbende heeft de gehele woning voor de toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB) als bedrijfsvermogen aangemerkt en alle ter zake van de bouw van de woning in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek gebracht. De totale omzetbelasting die vanaf 2007 in verband met de bouw van de woning in aftrek is gebracht bedraagt € 107.048, welke aftrek ook door de Inspecteur is verleend.
Het zakelijk gebruik van de woning bestaat volgens belanghebbende uit het medegebruik van de kantoorruimte, de garage en de woonkamer. De oppervlakte van deze ruimten is 175 m². De totale oppervlakte van de woning is 463,7 m².
Op 21 januari 2008 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een controlerapport, met dagtekening 15 april 2008, dat tot de gedingstukken behoort.
In het controlerapport heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende geen ondernemer is en dat de door belanghebbende in aftrek gebracht voorbelasting in verband met de bouw van de woning ten onrechte in aftrek is gebracht. Deze voorbelasting heeft de Inspecteur vervolgens door middel van opgelegde naheffingsaanslagen over de jaren 2006 en 2007 nageheven. Belanghebbende heeft tegen deze naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt.
In de aangifte omzetbelasting over het tijdvak vierde kwartaal 2008 heeft belanghebbende een omzet opgegeven van € 143 en een voorbelasting van € 22.766. De aangifte leidde per saldo tot een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting van € 22.623. In de aangifte is geen omzet aangegeven wegens het gebruik van de woning voor privédoeleinden.
In het kader van de behandeling van de bezwaarschriften van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2006 en 2007 is vanaf januari 2009 tussen partijen gesproken en gecorrespondeerd over een compromissoire afwikkeling van de omzetbelastingaspecten met betrekking tot de bouw en het gebruik van de woning. Partijen hebben daarover geen overeenstemming bereikt.
Bij brief van 19 juni 2009 heeft de Inspecteur belanghebbende medegedeeld dat de naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2006 en 2007 worden verminderd tot nihil en dat over het vierde kwartaal 2008 wegens het privégebruik van de woning een correctie wordt aangebracht. Deze correctie heeft de Inspecteur berekend op € 5.085 (½ x 1/10 x 95% x € 107.048). Hierbij is de Inspecteur ervan uitgegaan dat de woning 5% zakelijk wordt gebruikt.
Dienovereenkomstig heeft de Inspecteur met dagtekening 26 augustus 2009 de onderhavige naheffingsaanslag over het vierde kwartaal 2008 opgelegd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag heeft opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot primair vernietiging van de bestreden naheffingsaanslag en subsidiair vermindering daarvan tot op een bedrag van € 3.329.
De Inspecteur beantwoordt beide vragen bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.