Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8073, 14/00709
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8073, 14/00709
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 oktober 2015
- Datum publicatie
- 30 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:8073
- Zaaknummer
- 14/00709
Inhoudsindicatie
In geschil is de vraag of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2012 op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/00709
uitspraakdatum: 27 oktober 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 juni 2014, nummer AWB LEE 14/157, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Groningen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 januari 2013 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 62 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 248.000.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de waarde gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 19 juni 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende zijn gemachtigde [A] , bijgestaan door [B] , taxateur, en namens de heffingsambtenaar mr. drs. [C] , bijgestaan door [D] , taxateur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [a-straat] 62 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), een in 2008 gebouwde rijwoning met een vrijstaande houten berging. De onroerende zaak heeft woonoppervlakte van 135 m² en een kaveloppervlakte van 129 m².
Met betrekking tot de onroerende zaak is een namens de heffingsambtenaar op 27 februari 2014 opgesteld taxatierapport van de onroerende zaak overgelegd. Als onderbouwende marktgegevens worden zeven referentieobjecten genoemd, waarvan vijf van het type rijwoning en twee van het type rijwoning-hoek, gelegen in dezelfde wijk, aan de [a-straat] en de [b-straat] , als de onroerende zaak en met hetzelfde bouwjaar. De verkopen zijn gerealiseerd in de periode van 29 november 2010 tot 19 november 2013 met verkoopprijzen gelegen tussen € 240.000, voor een woning met een woonoppervlakte van 130 m², en € 270.000. Van de onroerende zaak en de referentieobjecten zijn de gegevens verwerkt in een matrix, welke door de heffingsambtenaar in het geding is gebracht. De heffingsambtenaar heeft in hoger beroep een aangepaste versie van de matrix overgelegd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de vraag of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2012 op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en bepleit een waarde van ten hoogste € 240.000. Belanghebbende voert hiertoe onder meer aan dat de ligging van de onroerende zaak ten opzichte van de nabijgelegen Jeugdinrichting “ [E] ” waarde-drukkend is en dat hiermee geen rekening is gehouden. Belanghebbende stelt voorts dat de transportdata van twee vergelijkingsobjecten gelegen aan de [a-straat] te ver zijn verwijderd van de waardepeildatum.
De heffingsambtenaar beantwoordt de voormelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Voor de onderbouwing van de waarde wijst hij op de transactiecijfers van de referentieobjecten. De heffingsambtenaar acht de gehanteerde referentieobjecten een goede onderbouwing van de waarde.
Beide partijen hebben voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en door hen is verklaard ter zitting.